De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/downloaden is. Aan de instrumenten gekoppelde literatuur kan eveneens via de informatie over het instrument worden opgezocht.
Naam | Type instrument | Omschrijving | |
---|---|---|---|
BCIS | Zelfrapportagevragenlijst | De Beck Cognitive Insight Scale (BCIS; Beck et al., 2004; Nederlandse bewerking Van der Gaag, 2004) is een zelfrapportagevragenlijst bestaande uit 15-items. De vragenlijst meet twee constructen: het vermogen tot zelfreflectie en de mate van overtuiging van de eigen opvattingen. | |
BDHI-D | Zelfrapportagevragenlijst | De Buss Durkee Hostility Index (BDHI; Buss & Durkee, 1957) is een instrument voor het vaststellen van iemands hostiliteit en neiging tot agressief gedrag. De BDHI-D is een Nederlandse bewerking van de Amerikaanse BDHI (Lange, Hoogendoorn & Wiederspahn, 2004). De vragenlijst meet directe agressie(uitingen), indirecte agressie (op zichzelf gericht) en sociale wenselijkheid. De BDHI-D bestaat uit veertig uitspraken met de antwoordmogelijkheden ‘waar’ of ‘onwaar’. Vierendertig uitspraken gaan over agressie en zes over sociale wenselijkheid. | |
BDI-2-NL-R | Assessment – Zelfrapportagevragenlijst | De Beck Depression Inventory is een van de oudste en nog steeds een van de meest gebruikte instrumenten om de ernst van depressieve symptomen te meten. De handleiding van de Nederlandse bewerking van de tweede editie van het instrument (BDI-II-NL) werd voor het eerst gepubliceerd in 2002. Sindsdien zijn zeer veel nieuwe gegevens over het instrument beschikbaar gekomen, waardoor een herziening van de handleiding wenselijk werd. De Beck Depression Inventory – Second Edition (BDI-II) is een uit 21 items bestaande zelf-rapportage vragenlijst voor het meten van de ernst van een depressie bij volwassenen en adolescenten van 13 jaar en ouder. Het instrument is ontwikkeld voor het meten van symptomen overeenkomstig de diagnostische criteria van depressieve stoornissen volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders – Fourth Edition (DSM-IV; 1994) van de American Psychiatric Association. De BDI-II is ook compatibel met de DSM-5 (2013) en met de tiende editie van de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD-10; 1999) van de World Health Organization. De BDI-II is geen diagnostisch instrument, maar een instrument om de ernst van depressieve symptomen vast te stellen. | |
Bender Visual Motor Gestalt Test - II | Neuropsychologische test | De Bender Visual Motor Gestalt Test (Bender, 1938) meet visueel-motorische constructie. Het is een test met negen kaarten met getekende figuren of configuraties. De eerste kaart dient ter introductie. Opdracht: de gegeven figuren natekenen. Wordt o.a. gebruikt voor de screening op hersenorganiciteit. De doelgroep van dit instrument is verstandelijk beperkten vanaf 4 jaar. Sinds 2003 is er een herziene uitgave beschikbaar: The revised Second Edition of Bender Visual-Motor Gestalt Test. Daarin zijn zeven nieuwe items opgenomen, een nieuwe "recall" procedure, aanvullende tests voor motorische en perceptuele vaardigheden, en nieuwe normen. | |
Benton Visual Retention Test | Neuropsychologische test | De Benton Visual Retention Test (Benton, 1961) is een neuropsychologische indicator met betrekking tot niet aangeboren hersenletsel, zowel op linker- als op rechterhemisfeergebied, en dissociatieve stoornissen. Het meet de capaciteit visuele informatie vast te houden. Het is een maat voor de concentratie, visueel waarnemingsvermogen, retentievermogen en uitvoering, zowel ideatoir als constructief. De test bestaat uit drie equivalente series van 10 kaarten met getekende figuren in opklimmende graad van complexiteit. Er zijn vier wijzen van testafname: A. elke figuur wordt 10 sec. aangeboden, daarna uit geheugen tekenen; B. elke figuur wordt 5 sec. aangeboden, daarna uit geheugen tekenen; C. elke figuur wordt nagetekend; D. elke figuur wordt 10 sec. aangeboden en moet na een pauze van 15 sec. uit geheugen worden getekend. Er zijn goedscores (eerst scoren per tekening, max. 10) en foutscores (meestal, in de dagelijkse praktijk, max. 24 van de 64 mogelijke type-fouten). Doelgroep: vanaf 8 jaar | |
BES | Evaluatie-instrument | De Betrokkenen Evaluatie Schaal (BES; Schene & Van Wijngaarden, 1993) is een methode om belasting van mantelzorgers te meten en betreft een lijst met zowel open als gesloten vragen. De gesloten vragen zijn te beantwoorden middels een ja/nee antwoord of een antwoord op de 4- of 5-punt Likert schaal. De 81 vragen zijn onderverdeeld in modules die ingaan op de sociodemografische gegevens van de patiënt en zijn of haar familie, de belasting van de familie gedurende de laatste vier weken, eventuele extra financiële uitgaven, professionele hulp die is verleend aan de betrokkene, en de consequenties voor eventuele kinderen van de patiënt. Verder worden 12 vragen gesteld over de gezondheid van de betrokkene en wordt er ruimte overgelaten voor opmerkingen. De BES wordt veel gebruikt in onderzoeken naar de belasting van familieleden van patiënten met psychische stoornissen. In de vragenlijst komen zowel objectieve als subjectieve vragen voor. Het percentage objectieve vragen is echter hoger, namelijk 70% tegenover 30% subjectieve vragen. De objectieve vragen zijn voor het grootste deel neutraal geformuleerd, terwijl de subjectieve vragen voornamelijk negatief geformuleerd zijn: zij benadrukken de negatieve aspecten van de zorgverlening. Het taalgebruik van de BES is vrij eenvoudig. | |
Best-Index | Assessment - gedragsobservaties voor risicomonitoring. | De Behavioural Status Index (BEST-index, Nederlandse versie; Van Erven, 1999) bestaat uit zes subschalen (risico, inzicht, communicatie, ontspanning, zorg en empathie). Een positieve score op elk van deze subschalen geeft een indicatie van de mogelijkheden die iemand heeft om in een sociale omgeving redelijk te functioneren. De zes subschalen bestaan momenteel uit 150 items, onderverdeeld in 25 factoren. Onderzoek moet uitwijzen of de BEST-index met minder items toekan. De BEST-index kan bijdragen aan het objectiever weergeven van gedrag, vooral in verpleegkundige rapportages. | |
BIB | Beoordelingslijst | De Beoordelingslijst Inzet voor de Behandeling (BIB; Drieschner, 2005) is een instrument waarmee therapeuten de feitelijke inzet van de patiënt voor zijn behandeling beoordelen. Er zijn twee instrumenten om behandelmotivatie in de ambulante setting te meten: de TherapieMotivatie Schalen (TMS-F; Drieschner & Boomsma, 2008) en de Beoordelingslijst Inzet voor de Behandeling. | |
BIS-11 | Zelfrapportagevragenlijst | Barratt ontwikkelde de Barratt Impulsiviness Scale, waarvan de elfde editie in 1995 door Patton en anderen werd uitgebracht (BIS-11; Patton et al., 1995). In deze dertig items tellende zelfrapportagelijst worden drie soorten impulsiviteit onderscheiden: motorische impulsiviteit, gebrek aan planning, en cognitieve impulsiviteit. In de MacArthur risk assesment study (Monahan et al., 2001) werd dit instrument uitvoerig gebruikt bij psychotische patiënten, maar bleek alleen motorische impulsiviteit enigszins met later geweld samen te hangen. Andere validiteitstudies in forensisch psychiatrische populaties ontbreken vooralsnog: de BIS lijkt vooral te worden gebruikt als diagnostisch descriptief instrument en wordt vaak beschreven in samenhang met diverse stoornissen. Cheung e.a. (2004) toonden bijvoorbeeld aan dat een verhoogde score op de BIS-11 samenhing met stoornissen in de executieve functies. Impulsiviteit kan naast een direct oorzakelijke factor van geweld, ook een verstorende factor zijn voor het behoud van bereikte therapieresultaten. Zo blijkt bijvoorbeeld dat gestopte rokers met een hoge mate van impulsiviteit sneller terugvallen in rookgedrag dan minder impulsieve gestopte rokers (Doran, Spring, McChargue & Malia Richmond, 2004). De Nederlandse vertaling wordt ‘Persoonlijke evaluatie’ genoemd. | |
BPRS | Screening – zevenpuntsschaal gescoord door clinicus | De Brief Psychiatric Rating Scale (BPRS; Overall & Gorham, 1962) was initieel bedoeld als snelle methode om symptoomverandering te meten bij psychiatrische patiënten en werd een van de meest gebruikte semigestructureerde instrumenten in psychiatrisch onderzoek. Het aanvankelijke zestien-iteminstrument kreeg er in 1972 twee items bij en werd in 1986 opnieuw uitgebreid tot 24 items. Het instrument blijkt heel bruikbaar als kort screeningsinstrument wegens de beknoptheid, de goede betrouwbaarheid en de mogelijkheid om verandering bij de gedetineerden weer te geven, wat van uitermate belang is bij wederkerende misdadigers. 24 items: 1 Somatic concern 2 Anxiety 3 Depression 4 Suicidality 5 Guilt 6 Hostility 7 Elated Mood 8 Grandiosity 9 Suspiciousness 10 Hallucinations 11 Unusual thought content 12 Bizarre behaviour 13 Self-neglect 14 Disorientation 15 Conceptual disorganisation 16 Blunted affect 17 Emotional withdrawal 18 Motor retardation 19 Tension 20 Uncooperativeness 21 Excitement 22 Distractibility 23 Motor hyperactivity 24 Mannerisms and posturing | |
BSI | Assessment – Zelfrapportagevragenlijst. | De Brief Symptom Inventory (Nederlandse versie; Van Erven, 1999) is een zelfrapportagelijst voor het meten van symptomen van psychopathologie bij volwassenen. De Nederlandse versie werkt niet met afzonderlijke items maar met kerngebieden (schalen) die elk een aantal (circa 20 of meer) items bevatten. De Engels BSI (Woods, Reed & Collinas, 2001) is in feite 1 schaal van deze (de risicoschaal). De lijst wordt gebruikt om een eerste indruk te krijgen van de aard en ernst van de klachten bij een patiënt. Er zijn zes schalen; risicosubschaal, inzicht, communicatie en sociale vaardigheden, werk en ontspanning, zelfverzorging en verzorging voor het gezin en empathie. De Nederlandse BSI is geschikt voor evaluatie. Men kan er dus een baseline mee vaststellen voor individuele patiënten, op basis waarvan doelen voor de behandeling kunnen worden opgesteld en herhalingsmetingen uitgevoerd. Ook is recidivevoorspelling mogelijk. | |
BVAQ | Zelfrapportagevragenlijst | De Bermond-Vorst Alexithymia Questionnaire (BVAQ; Bermond & Vorst, 1996) is een vragenlijst bestaande uit 48 items. De BVAQ bevat vijf subschalen: Emotionaliseren, Fantaseren, Identificeren, Analyseren en Verbaliseren. Een voorbeeld van een item is: “Wanneer er iets totaal onverwachts gebeurd, blijf ik kalm en onbewogen”. De items worden op zo’n manier gescoord dat hoge subscores indicatief zijn voor een hoge geneigdheid tot alexithymie. Respondenten reageren aan de hand van een vijfpuntsschaal op de items. De BVAQ bestaat uit twee delen: items die de affectieve aspecten van alexithymie meten en items die cognitieve aspecten van alexithymie meten. De combinatie tussen de scores op de affectieve en de cognitieve dimensies bepalen het type alexithymie waarin men wordt ingedeeld. Een combinatie van ‘hoog affectief’ en ‘laag cognitief’ is bijvoorbeeld de alexithymie type 2 (Griffioen, Gulpers, Nelissen, Notté, & Wijma, 2006). | |
BVC | Risicotaxatie-instrument | De Brochet Violence Checklist –Broset Violence Checklist (BVC; Almvik & Woods,1998, 1999, 2000) is een korte vragenlijst van 6 items voor de voorspelling van gewelddadig gedrag in de komende 24 uur van psychiatrische patiënten (dus niet specifiek de forensisch-psychiatrische setting). Het is dus een predictie-instrument en risicotaxatie-instrument voor de zeer korte termijn. Invullen van de lijst (door stafleden die de patiënt in de dagelijkse omgang meemaken zoals sociotherapeuten) kost nog geen vijf minuten en er is geen interview voor nodig (het kan op basis van de bestaande, beschikbare informatie). | |
CAGE | Screener | De CAGE vragenlijst (Ewing, 1984) bestaat uit vier vragen en is bedoeld om te screenen op problemen met alcoholgebruik en potentieel alcoholisme. De vragen hebben betrekking op: het verminderen van het alcoholgebruik (Cut down), of er irritatie is bij de cliënt over kritiek van anderen met betrekking tot het alcoholgebruik (Annoyed), of de cliënt zich ooit schuldig voelt over zijn alcoholgebruik (Guilty) en of alcohol wordt gedronken direct na het wakker worden om een kater te verminderen of om zenuwen in bedwang te houden (Eye-opener). Wanneer twee of meer vragen met ‘ja’ worden beantwoord, is er een indicatie voor mogelijk alcoholmisbruik of alcoholisme en dient dit verder onderzocht te worden. CAGE 1. Have you ever felt you should cut down on your drinking? 2. Have people annoyed you by criticizing your drinking? 3. Have you ever felt bad or guilty about your drinking? 4. Eye Opener: Have you ever had a drink first thing in the morning to steady your nerves or to get rid of a hangover? Scoring: Item responses on the CAGE are scored 0 for "no" and 1 for "yes" answers. A higher score is an indication of alcohol problems. A total score of 2 or greater is considered clinically significant. | |
CAGE-AID | Screener | De CAGE-Questions Adapted to Include Drugs (CAGE-AID; Brown & Rounds, 1995) vragenlijst is ontwikkeld om de items uit de CAGE uit te breiden van alleen alcohol naar alcohol en drugs. Voordeel is dat er kan worden gescreend op het samengaan van alcohol en drugsgebruik. De CAGE AID is een korte vragenlijst en bestaat uit 4 items: CAGE-AID items: 1. Have you ever felt you ought to cut down on your drinking or drug use? 2. Have people annoyed you by criticizing your drinking or drug use? 3. Have you ever felt bad or guilty about your drinking or drug use? 4. Have you ever had a drink or used drugs first thing in the morning to steady your nerves or to get rid of a hangover? Scoring: De antwoorden op de items worden gescoord als 0 voor ‘nee’ en 1 voor ‘ja’, waarbij een hogere score duidt op druggerelateerde problemen. Afkappunt van 2 of meer positieve antwoorden wordt beschouwd als klinisch significant. | |
CAN-FOR | Assessment | De Camberwell Assessment of Need - Forensic Version (CAN-FOR; Thomas et al., 2003, McCrone et al., 2000, Phelan et al., 1995) is een instrument om zorgbehoeften en zorgvragen vast te stellen. De CAN-FOR stelt zorgbehoeften op 22 gebieden gestructureerd vast en biedt de patiënt de mogelijkheid aan te geven in hoeverre tot nu toe aan deze behoeften tegemoet is gekomen. De gegevens kunnen als uitgangspunt dienen voor een nadere kwalitatieve exploratie van de zorgbehoeften. | |
CAPE | Zelfrapportagevragenlijst | De Community Assessment of Psychic Experiences (CAPE; Konings et al., 2006 ) is een zelfrapportagevragenlijst die schizotypische kenmerken meet en de mate waarin mensen hier last van hebben. Deze test is opgebouwd uit drie schalen: een schaal die positieve schizotypische symptomen meet, een schaal die negatieve schizotypische symptomen meet en een schaal die depressieve symptomen meet. | |
CAPP | Semi-gestructureerd diagnostisch interview | Mede om een aantal bezwaren tegen de PCL-R te ondervangen wordt de Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality Disorder (CAPP; Cooke et al., 2004) geconstrueerd (zie www.gcu.Ac.Uk/capp/index.html). De CAPP is een semi-gestructureerd interview om (veranderingen in) psychopathie te bepalen in uiteenlopende populaties en is niet bedoeld als risicotaxatie-instrument. De CAPP meet zes domeinen: • dominantie, • emoties, • zelf, • binding, • gedrag, • cognitie. Deze domeinen worden beschreven met verschillende bijvoeglijke naamwoorden, die op hun beurt worden geadstrueerd met gedragselementen. De CAPP is momenteel vertaald in 13 talen en in de komende periode komen hier nog 7 talen bij, zoals Hongaars, Japans en Pools. De CAPP is vertaald in het Nederlands door Martin Hildebrand, Hanneke Schönberger en Corine de Ruiter. | |
CARE-NL | Checklist | De Child Abuse Risk Evaluation-Nederland (CARE-NL; De Ruiter & De Jong, 2005) is een instrument om een inschatting te maken van het risico dat ouders hebben om hun kind te mishandelen. De CARE-NL bestaat uit 18 items onderverdeeld over vier domeinen: Ouderfactoren, Ouder-kindfactoren, Kindfactoren en Gezinsfactoren. De CARE-NL is een bewerking en uitbreiding van het Canadese 'Child Abuse Risk Evaluation' (Agar & Fraser, jaartal onbekend). De oorspronkelijke CARE is aangevuld op basis van recente empirische literatuur over risicofactoren voor alle vormen van kindermishandeling. Aan de Nederlandse versie zijn specifiek risicofactoren voor seksueel misbruik toegevoegd, zodat het bruikbaar is voor risicotaxatie van alle typen kindermishandeling (De Ruiter & De Jong, 2005). De lijst bestaat uit 18 items verdeeld over vier subschalen: Ouderlijke factoren, Ouder-kind factoren, Kindfactoren en Gezinsfactoren. Ook is er een risicofactor (nummer 18) die alleen van toepassing is in gevallen van (een vermoeden van) seksueel kindermisbruik. Items worden gescoord op een driepuntsschaal. 'Ja' betekent een duidelijke aanwezigheid van de risicofactor, '?' betekent een mogelijk of gedeeltelijke aanwezig van de risicofactor en 'Nee' betekent niet aanwezig. Het eindoordeel wordt ook aangegeven op een driepuntsschaal: hoog-matig-laag. Voor verdere informatie zie: http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/23/555.dWl0Z2VicmVpZD0x.html | |
CASH | Assessment; semi-gestructureerd interview | De Comprehensive Assessment of Symptoms and History (CASH; Andreasen et al.,1992) is een semi-gestructureerd interview ontwikkeld voor onderzoek binnen het spectrum van schizofrenie, schizoaffectieve en bipolaire stoornissen. Het interview geeft uitgebreide informatie over huidige en vroegere symptomen, premorbide functioneren, cognitief functioneren, sociodemografische status, behandeling en het verloop van de ziekte. Het grote bereik van dit interview maakt dat het vooral geschikt is voor gebruik over een langere periode. | |
CBCL | Gedragsvragenlijst | De Child Behavior Checklist (CBCL; Achenbach & Ruffle, 2001) is een gestandaardiseerde gedragsvragenlijst voor ouders of verzorger, waarbij wordt gevraagd naar de emotionele en gedragstoestanden van het kind in de afgelopen 2 of 6 maanden. De CBCL heeft een aparte vragenlijst voor 1,5-5 jarigen en 6-18 jarigen. De CBCL/6-18 heeft 118 specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen en twee open vragen over andere problemen. Ouders kunnen aangeven hoe goed een vraag nu of in de afgelopen 6 maanden past bij een kind met behulp van de volgende antwoordmogelijkheden: 0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak. De antwoorden op de vragen tellen op tot schalen. De CBCL/1½-5 heeft 99 specifieke vragen over emotionele en gedragsproblemen en een vraag over andere problemen. (voor meer info; zie www.aseba.nl) De CBCL is in het Nederlands vertaald door Frank Verhulst en Jan van der Ende van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC - Sophia. | |
CBSA | Zelfrapportagevragenlijst | De competentiebelevingsschaal voor adolescenten (CBSA; Treffers et al., 2002) geeft op gestandaardiseerde wijze een indruk van de wijze waarop een jongere zichzelf ervaart en hoe hij zijn eigen vaardigheden en adequaatheid op een aantal relevante levensgebieden inschat. De vragenlijst bestaat uit 35 items, gericht op afzonderlijke facetten van het zelfconcept ofwel competentiebeleving, verdeeld over 6 subschalen: Schoolvaardigheden, Sociale acceptatie, Sportieve vaardigheden, Fysieke verschijning, Gedragshouding en Gevoel van eigenwaarde. Bij elk item worden steeds twee groepen jongeren beschreven. De jongere kruist aan tot welke groep hij behoort, en of hij 'helemaal' of 'een beetje' tot die groep behoort. | |
CGI | Beoordelingsschaal | De Clinical Global Impression (CGI; Guy, 1976) is een meetinstrument dat de ernst van de symptomen en de effectiviteit van een behandeling meet bij patiënten met een psychische aandoening. De ernst van de symptomen wordt op een zevenpuntsschaal gemeten waarbij 1 staat voor normaal en 7 voor zeer ernstig ziek of zeer veel slechter. | |
CIDI | Gestructureerd diagnostisch interview | De Composite International Diagnostic Interview (CIDI, Nederlandse versie; Ter Smitten, Smeets & Van den Brink, 1998) is een interview ontwikkeld door WHO en NIH die cross-cultureel gebruikt wordt om ICD-10 en DSM-IV diagnoses van psychopathologie te evalueren. De CIDI is net zoals zijn voorloper (de DIS) het interview bij uitstek voor grootschalige epidemiologische studies. De huidige versie, de CIDI 2.1, bestaat zowel in een levensloop- als een twaalf-maandenversie. Naast de papieren uitgave bestaat ook een geautomatiseerde versie (CIDI-Auto). De Nederlandse versie werd reeds grootschalig gebruikt in de NEMESIS studie. | |
CIDRRI | Risicotaxatie-instrument | De Clinical Inventory of Reoffending Risk Indicators (CIDDRI; Philipse, 2005) is een instrument dat werd ontworpen op grond van wat clinici in TBS-klinieken relevante dynamische factoren (items) vonden om behandelresultaat mee te karakteriseren en het recidiverisico (latere recidive) mee te voorspellen. In het kort, er werden begrijpelijke en logische dynamische items gevonden die een inzichtelijke factorstructuur opleverden. |