De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is. Voor vragen en/of opmerkingen over de instrumentendatabank kun je contact opnemen met instrumentendatabank@efp.nl
Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.
Naam | Categorie | Omschrijving | |
---|---|---|---|
HCR-20 | Risicotaxatie | De HCR-20V3 is de vernieuwde versie van de HCR-20V2 (en daarvoor de HCR-20), bedoeld voor het inschatten van het risico van toekomstig gewelddadig gedrag bij personen vanaf 18 jaar voor wie daar een klinische of juridische noodzaak toe bestaat. Vaak gaat het om personen die in behandeling zijn of komen bij een (forensisch) psychiatrische instelling of de verslavingszorg, die verblijven in het gevangeniswezen, die pro Justitia worden onderzocht, die ambulant worden behandeld of die begeleid worden door de reclassering. De HCR-20V3 kan gebruikt worden bij het nemen van beslissingen over bijvoorbeeld het benodigde beveiligingsniveau, behandelindicatie, verlof of beëindiging van behandeling. Daarnaast kan de HCR-20V3 van waarde zijn als richtlijn bij het bepalen van behandeldoelen en gebruikt worden als instrument om vooruitgang in behandeling te evalueren. De handleiding van de HCR20V3 is online te vinden: https://dfzs.nl/files/HCR-20v3_(compleet).pdf | |
DROS | Beoordelingsschalen | De Dynamic Risk Outcomes Scales (DROS; Drieschner & Hesper, 2007) wordt gebruikt voor behandelevaluatie. Het bevat voornamelijk dynamische risicofactoren en kan daardoor gebruikt worden bij het inschatten van het risico van recidive bij de LVB doelgroep. Het instrument bestaat uit 44 items gegroepeerd in 15 schalen, die worden gemeten op een 2, 3 of 4 puntsschaal. 1. Probleembesef/ inzicht (3 items) 2. Attitude t.o. huidige behandeling of begeleiding (2 items) 3. Ideeën, verwachtingen over situatie na behandeling (2 items) 4. Medewerking aan de behandeling/ begeleiding (4 items) 5. Criminogene attitude (4 items) 6. Copingsvaardigheden (3 items) 7. Vijandigheid (3 items) 8. Seksgerelateerde cognities/grensoverschrijdend gedrag (3 items) 9. Impulsiviteit (2 items) 10. In stand houden v. stabiliserende prosociale structuren (2 items) 11. Zelfredzaamheid (6 items) 12. Sociale vaardigheden en gedrag (3 items) 13. Verslaving, middelengebruik en gokken (3 items) 14. Psychotische symptomen (3 items) 15. Sociaal netwerk (1 item) Doelgroep: forensisch, niet-forensisch, algemeen geweld, ambulant, ontwikkeld in Nederland voor forensisch LVB. Methode: Gestructureerd professioneel oordeel Per 1 januari 2015 geldt dat voor het meten van de voortgang van de behandeling (ROM) een keuze gemaakt moet worden uit de volgende instrumenten: -HoNOS -Mate (verslaafden) -DROS (verstandelijk beperkten) De meting geldt voor alle klinische en ambulante patiënten met uitzondering van de patiënten bij wie de DDBC-hoofdgroep persoonlijkheidsstoornissen, seksuele stoornissen of verdiepingsdiagnostiek is geopend. De verplichting geldt voor alle forensische settingen met uitzondering van RIBW, FO en ambulante begeleiding. zie ook: http://www.efp.nl/web/images/uploads/publicaties/20140827_factsheet.pdf | |
FP40 | Beoordelingsschalen en Diagnostiek | De Forensisch Profielvragenlijsten (FP40; Brand & Van Emmerik, 2001) vormen een Nederlands diagnostisch instrument voor de gehele forensisch psychiatrische populatie. De ontwikkeling van de FP40 is begonnen in 1990, met als doel belangrijke en relevante kenmerken van tbs-gestelden vast te leggen, zowel voor behandeling als onderzoek. De FP40 bestaat uit tien vragenlijsten, waaronder seksualiteit, verslaving, coping en netwerk. De FP40 is ontstaan door interviews in het forensische veld, interviews met de medewerkers van het voormalige Dr. F.S. Meijers Instituut en op basis van literatuurstudie. Dit alles onder begeleiding van een externe wetenschappelijke begeleidingscommissie. Zowel psychologen, psychiaters, maatschappelijk werkers als sociotherapeuten (of groepsleiders) hebben jarenlang bijgedragen aan de ontwikkeling van de lijsten en aan de aanlevering van gegevensbestanden. De FP40-lijsten vormen een samenvatting van de diagnostiek om behandeladviezen te geven, behandelvoortgang te meten en risico’s te taxeren. De lijst benadert elke stoornis van een patiënt als een multicausaal verschijnsel. Het instrument geeft van elke patiënt een sterkte- en zwakteprofiel. Hieruit volgt geen totaalscore maar een multidimensionaal profiel. De items zijn onder te verdelen in vier domeinen: • psychiatrisch beeld en verslaving; • persoonlijkheid en vaardigheden; • ontwikkeling en maatschappelijke inbedding; • situationele en overige invloeden (eventueel tijdens de delictsituatie). De veelzijdigheid van de domeinen en de bijbehorende items geven een uitgebreid beeld van de zwakke en sterke punten van de desbetreffende patiënt. De laatste versie van de FP40 dateert van 2006, maar veel onderzoeksgegevens zijn gebaseerd op eerdere versies. De meeste resultaten daarvan staan vermeld in de handleiding FP40, versie 2006. | |
RIVJU | Risicotaxatie | RIsicotaxatie Verslaafde JUstitiabelen (RIVJU; Lammers et al, 2012; Lammers, Kokkelink, De Haan & Nijman, 2015) is een checklist die als oogmerk heeft om voor verslaafde justitiabelen de kans op recidive in delictgedrag in te schatten. De RIVJU is ontwikkeld op basis van de empirische literatuur over verslaving en (herhaling van) delictgedrag (Lammers et al., 2014). Het gaat dus om een nieuw risicotaxatie-instrument, dat een aanvulling vormt op bestaande instrumenten, specifiek voor forensische cliënten die kampen met ernstig middelengebruik of verslavingsproblematiek. Het instrument moet er aan bijdragen dat risicofactoren voor toekomstig delictgedrag als gevolg van middelengebruik en/of verslaving beter worden opgespoord en behandeld. Hierdoor kunnen delictrecidives, zoals verwervingscriminaliteit en huiselijk of ander geweld ten gevolge van middelengebruik worden gereduceerd. De RIVJU is werk in uitvoering, het gaat om een conceptchecklist waarvan de validiteit en betrouwbaarheid nog nader moeten worden onderzocht. | |
SumID-Q | Screening | Met de Substance use and misuse in Intellectual Disability Questionnaire (SumID-Q; Van der Nagel, Kiewik, Van Dijk, De Jong, & Didden, 2011) kan systematisch het gesprek over middelengebruik worden aangegaan bij mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Het instrument is geschikt om af te nemen op indicatie, maar is ook bedoeld voor het systematisch screenen van alle cliënten die in zorg zijn. De SumID-Q bestaat uit een interview dat onder andere aan de hand van beeldmateriaal in kaart brengt welke psychoactieve stoffen de cliënt kent, wat er in zijn omgeving wordt gebruikt, wat hijzelf eventueel gebruikt en hoe groot de motivatie tot veranderen is. De SumID-Q kan worden afgenomen door professionals die in hun werk in contact komen met mensen met een LVB. Denk aan professionals in de LVB-zorg, de verslavingszorg, de psychiatrie, de jeugdzorg, de reclassering, of bij MEE, SGLVG-instellingen, en voogdij-instellingen. De SumID-Q kan ook worden ingezet ten behoeve van monitoring van middelengebruik onder LVB. Op cliëntniveau kan bij herhaald afnemen van de SumID-Q het gebruik van middelen gevolgd worden. Deelnemers aan de SumID-Q trainingen worden daarom geadviseerd elke twee jaar een meting uit te voeren. Instellingen die de SumID-Q structureel invoeren en data op geaggregeerd niveau verzamelen kunnen in de eigen instelling trends signaleren. Met de implementatie van de SumID-Q in meerdere instellingen is een basis gelegd om landelijk trends in middelengebruik bij cliënten met LVB te monitoren (ZonMw). De SumID-Q is ontworpen om bij volwassenen met een LVB afgenomen te worden, maar blijkt ook voor jongeren of mensen met een iets lager of hoger niveau geschikt. | |
ATL | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Adolescenten Temperamentlijst (ATL; Feij & Kuiper, 1984) wordt gebruikt om temperamentseigenschappen in kaart te brengen. De persoonlijkheidseigenschappen extraversie, emotionaliteit, impulsiviteit, en spanningsbehoefte onderscheiden naar spanningsbehoefte en ontremming. Inhoudelijk gaat de lijst in op autoriteitsproblemen, studie- en relatieproblemen, vroegtijdige onderkenning van verslaving. | |
MATE | Beoordelingsschalen en Zelfrapportage | De 'Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie' (MATE: Schippers, Broekman, & Buchholz, 2011) is een instrument voor het vaststellen van cliëntkenmerken binnen de verslavingszorg. Het biedt een gestandaardiseerde methode om zowel beperkingen als compensatiefactoren van cliënten in kaart te brengen, wat essentieel is voor het bepalen van de juiste zorgindicatie en evaluatie van behandelingen. De MATE richt zich op cliënten met een (mogelijk) verslavingsprobleem, maar bevat onderdelen die evenzeer van toepassing zijn bij niet verslaafde personen in de geestelijke gezondheidszorg. Dat geldt met name voor de MATE-ICN: ICF Core set and Need for care, de factoren die daarop van invloed zijn en de zorgbehoefte. De MATE bestaat uit zelfrapportagevragenlijsten en interviews. Het is een samenvoegsel van bestaande instrumenten zoals de CIDI. Als instrument voor de diagnostiek van verslaving kan men onderdelen van de MATE gebruiken om het gebruik van psychoactieve middelen, de geschiedenis van de verslavingbehandeling en de sterkte van het verlangen naar psychoactieve middelen in kaart te brengen, alsook om de diagnoses afhankelijkheid en misbruik volgens de DSM te stellen (zie mateinfo.eu/dutch). Het meetinstrument heeft drie versies: volwassen (MATE), jeugd (MATE-Y) en zelfrapportage (MATE-Q). |