Instrumentendatabank

De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is. Voor vragen en/of opmerkingen over de instrumentendatabank kun je contact opnemen met instrumentendatabank@efp.nl

COTAN-beoordelingen

Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.

Naam Categorie Omschrijving
ABCL Beoordelingsschalen en Observatie De Adult Behavior Checklist (ABCL; Achenbach & Rescorla, 2003) is bedoeld voor het vaststellen van vaardigheden, emotionele problemen en gedragsproblemen van volwassenen. De ABCL wordt ingevuld door iemand die de volwassene goed kent, bijvoorbeeld een ouder of partner. De ABCL is geschikt voor mensen van 18-59 jaar. De ABCL omvat onder meer schalen voor verschillende probleemgebieden, adaptief functioneren, empirisch gebaseerde syndromen. Ook omvat de ABCL profielen met DSM-schalen, die uit vragen bestaan waarvan experts de overeenkomst beoordeelden met de DSM-5 classificatie. De schalen voor empirisch gebaseerde syndromen zijn: angstig/depressief, teruggetrokken, lichamelijke klachten, denkproblemen, aandachtsproblemen, agressief gedrag, regelovertredend gedrag, intrusief, internaliseren, externaliseren, totale problemen en kritieke items. De DSM-5 schalen zijn depressieve problemen, angstproblemen, somatische problemen, ontwijkende persoonlijkheidsproblemen, andachtstekort/hyperactiviteitsproblemen, aandachtstekort, hyperactiviteit/impulsiviteit, antisociale persoonlijkheidsproblemen. Achenbach, T. M., & Rescorla, L. A. (2003). Manual for the ASEBA Adult Forms & Profiles. Burlington, Vermont: University of Vermont, Research Center for Children, Youth, & Families.
ADL Beoordelingsschalen Een Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen-vragenlijst (ADL-vragenlijst) gaat na in hoeverre iemand in staat is de handelingen te verrichten die mensen dagelijks moeten doen. Het begrip ADL wordt vooral in de zorg gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Een veel gebruikte ADL-vragenlijst is de Katz ADL-index (Katz et al., 1963). De Katz ADL-index bestaat uit 6 items die betrekking hebben op persoonlijke ADL-items. Deze items zijn: baden, aankleden, toiletgebruik, verplaatsing, continentie en eten. De beoordeling van de test gebeurt door middel van een spreidingsscore van 0 tot 10. De cliënten scoren ja (afhankelijk, 0) of nee (onafhankelijk, 1) op de 6 verschillende items. Er is een hiërarchische gradatie bij het toekennen van de punten op de test. De gradatie gaat van A (onafhankelijk) tot G (afhankelijk). Een totale score van 6 houdt in dat de cliënt volledig zelfstandig is, een totale score van 4 houdt in dat de cliënt een gematigde stoornis heeft en scoort men in totaal 2 of minder punten dan betekent het dat de cliënt een ernstige functionele stoornis heeft. De Katz expanded (extended) ADL Index (KE-ADL) is een variant van de Katz ADL Index, die de onafhankelijkheid in persoonlijke- en in instrumentele ADL onderzoekt. De items die wel behandeld worden behandeld in deze uitgebreide versie zijn: Persoonlijke ADL items: o Eten o Baden o Aankleden o Continentie o Toiletgebruik o Verplaatsing Instrumentele ADL items volgens de aangepaste (extended) vorm: o Winkelen o Koken o Binnen schoonmaken o Buiten transport De items die niet behandeld worden in dit meetinstrument zijn: • Het hanteren van hulpmiddelen • Seksuele activiteit • Slaap/rust • Loopmogelijkheden
ASI Beoordelingsschalen De Addiction Severity Index (ASI; McLellan et al., 1980) biedt diagnostische informatie vóór, tijdens en na behandeling over problemen met alcohol en drugs. In 1994 is de Nederlandse versie van de EuropASI (de Europese versie) verschenen (Blanken et al., 1996). Vanwege kritiek op de (Europese versie van de) ASI (zie kopje Validiteit & betrouwbaarheid) en het beschikbaar komen van alternatieven zoals de MATE voor volwassenen of de MATE-Y voor jongeren, wordt de ASI in Nederland nauwelijks meer gebruikt.
ASP-NV Beoordelingsschalen en Observatie De Atascadero Skills Profile-Nederlandse Versie (ASP-NV; Schuringa, Bokern, Pieters & Spreen, 2006) is een gedragsobservatie-instrument voor behandelaren dat het niveau van functioneren van een patiënt op tien vaardigheidsdomeinen in kaart brengt, vastlegt en veranderingen op de vaardigheidsdomeinen inzichtelijk weergeeft. Het gaat om domeinen die forensisch psychiatrisch relevant worden geacht. Dit instrument is geschikt voor individuele behandelevaluatie, maar ook voor onder andere risicotaxatie, behandelplanning en bijstelling van de behandeling. Met de ASP-NV kan een gestructureerd oordeel over het gedrag van de patiënt gegeven worden. In tegenstelling tot de oorspronkelijke ASP-methode waarin gebruikgemaakt wordt van consensusscores, is voor de ASP-NV gekozen voor onafhankelijke scores van de afzonderlijke beoordelaars. Om met behulp van deze onafhankelijke scores de eventuele voortgang van een individuele patiënt vast te kunnen stellen is er voor de ASP-NV een specifieke statistische methode ontwikkeld . Deze methode houdt in dat voor de formele vaststelling van een verandering in vaardigheden van de patiënt de scores van de beoordelaars beoordeeld worden op een tweetal aspecten. Het eerste aspect is een statistische methode die ‘de mate van verandering’ toetst (behandelevaluatie). Het tweede aspect is de psychometrische kwaliteit van de gegeven scores voor een individuele patiënt (mate van overeenstemming en mate van consistentie). Beide aspecten van de scores worden zowel per item als per domein bekeken en leveren gespreksonderwerpen op voor een multidisciplinaire bespreking. De scores van de patiënt worden dan vergeleken met scores van de patiënt op een eerder tijdstip waarbij de eerdere metingen als baseline dienen. Deze benadering is ontwikkeld in het kader van het onderzoek ‘N=1 statistiek voor behandelevaluatie’ (Bartels et al., 2008).
ASQ Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Ages & Stages Questionnaires (ASQ; Bricker & Squires, 1999) beoogt kinderen tussen 4 en 60 maanden oud te screenen op ontwikkelingsachterstand. De vragenlijsten variëren naargelang de leeftijd van het kind, en bevragen vijf basis ontwikkelingsdimensies: (1) Communicatie; (2) Grove motoriek; (3) Fijne motoriek; (4) Probleemoplossing en (5) Persoonlijk-sociaal functioneren. Zorgfiguren kunnen de 30 goed geïllustreerde items aan de hand van hun observaties makkelijk in 10 tot 15 minuten invullen.
AUS/DUS Beoordelingsschalen De Alcohol Use Scale en de Drug Use Scale zijn twee vijfpuntsschalen die dienst doen als classificatiesystemen voor de clinici om individuen met ernstige psychische problemen te categoriseren volgens het niveau van ernst van middelenmisbruik. De resultaten komen overeen met de DSM-IV categorieën. De clinicus zelf beoordeelt het individu op basis van alle beschikbare informatie (o.a. gedragsobservaties, zelfrapportage, informatie van familie- of anderen) die in de laatste zes maanden werd verzameld.
AVVB Beoordelingsschalen De Adaptieve Vragenlijst Verstandelijke Beperking (AVVB; Jonker, Kruisdijk, Goedhard & Nijman, 2016) is een relatief nieuwe vragenlijst, bestaande uit 63 items verdeeld over vijf schalen, waarmee beoogd wordt het adaptief functioneren van mensen met een licht verstandelijke beperking te meten. De AVVB werd samengesteld door experts op het gebied van mensen met een LVB op basis van de classificatiecriteria in de DSM-5 en klinische ervaring met de doelgroep en was daarnaast geïnspireerd op eerder verschenen vragenlijsten, zoals de Sociale RedZaamheidsschaal-P en de Vineland Adaptive Behavior Scale. De vijf subschalen van de AVVB brengen de volgende domeinen in kaart, waarbij de antwoorden op een glijdende 5-puntsschalen, lopend van 1 (voert de vaardigheid niet uit, ook niet met hulp) tot en met 5 (voert de vaardigheid geheel zelfstandig uit, zonder hulp), worden gescoord: 1) (Basale) zelfzorg en hygiëne (7 items) 2) Het vermogen om een huishouden te runnen (8 items) 3) Overig zelfstandig functioneren (20 items) 4) Deelname sociaal verkeer (18 items) 5) Executieve functies: inhibitievermogen, gevolgen overzien & plannen en organiseren (10 items).
BDI-II-NL-R Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Beck Depression Inventory is een van de oudste en nog steeds een van de meest gebruikte instrumenten om de ernst van depressieve symptomen te meten. De handleiding van de Nederlandse bewerking van de tweede editie van het instrument (BDI-II-NL) werd voor het eerst gepubliceerd in 2002. Sindsdien zijn zeer veel nieuwe gegevens over het instrument beschikbaar gekomen, waardoor een herziening van de handleiding wenselijk werd. De Beck Depression Inventory – Second Edition (BDI-II) is een uit 21 items bestaande zelf-rapportage vragenlijst voor het meten van de ernst van een depressie bij volwassenen en adolescenten van 13 jaar en ouder. Het instrument is ontwikkeld voor het meten van symptomen overeenkomstig de diagnostische criteria van depressieve stoornissen volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders – Fourth Edition (DSM-IV; 1994) van de American Psychiatric Association. De BDI-II is ook compatibel met de DSM-5 (2013) en met de tiende editie van de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD-10; 1999) van de World Health Organization. De BDI-II is geen diagnostisch instrument, maar een instrument om de ernst van depressieve symptomen vast te stellen.
Best-Index Beoordelingsschalen en Observatie De Behavioural Status Index (BEST-index, Nederlandse versie; Van Erven, 1999) bestaat uit zes subschalen (risico, inzicht, communicatie, ontspanning, zorg en empathie). Een positieve score op elk van deze subschalen geeft een indicatie van de mogelijkheden die iemand heeft om in een sociale omgeving redelijk te functioneren. De zes subschalen bestaan momenteel uit 150 items, onderverdeeld in 25 factoren. Onderzoek moet uitwijzen of de BEST-index met minder items toekan. De BEST-index kan bijdragen aan het objectiever weergeven van gedrag, vooral in verpleegkundige rapportages.
BIB Beoordelingsschalen De Beoordelingslijst Inzet voor de Behandeling (BIB; Drieschner, 2005) is een instrument waarmee therapeuten de feitelijke inzet van de patiënt voor zijn behandeling beoordelen. Er zijn twee instrumenten om behandelmotivatie in de ambulante setting te meten: de TherapieMotivatie Schalen (TMS-F; Drieschner & Boomsma, 2008) en de Beoordelingslijst Inzet voor de Behandeling.
BPRS Beoordelingsschalen en Screening De Brief Psychiatric Rating Scale (BPRS; Overall & Gorham, 1962) De BPRS is een instrument dat bestaat uit 24 vragen/items die door een zorgprofessional beantwoord kunnen worden door middel van observatie en interview-vragen (semigestructureerd interview). De vragenlijst meet de aanwezigheid en de ernst van een groot aantal psychiatrische symptomen en gedragingen bij volwassenen, met name voor schizofrenie. De antwoorden op de vragen worden afgeleid uit (a) een semigestructureerd interview en (b) op grond van observatie van gedrag en spraak van de cliënt. Het instrument blijkt heel bruikbaar als kort screeningsinstrument door de beknoptheid, de goede betrouwbaarheid en de mogelijkheid om verandering bij een patiënt/cliënt te meten. 24 items/onderwerpen: 1 Somatic concern 2 Anxiety 3 Depression 4 Suicidality 5 Guilt 6 Hostility 7 Elated Mood 8 Grandiosity 9 Suspiciousness 10 Hallucinations 11 Unusual thought content 12 Bizarre behaviour 13 Self-neglect 14 Disorientation 15 Conceptual disorganisation 16 Blunted affect 17 Emotional withdrawal 18 Motor retardation 19 Tension 20 Uncooperativeness 21 Excitement 22 Distractibility 23 Motor hyperactivity 24 Mannerisms and posturing
CAN-FOR Beoordelingsschalen De Camberwell Assessment of Need - Forensic Version (CAN-FOR; Thomas et al., 2003, McCrone et al., 2000, Phelan et al., 1995) is een instrument om zorgbehoeften en zorgvragen vast te stellen. De CAN-FOR stelt zorgbehoeften op 22 gebieden gestructureerd vast en biedt de patiënt de mogelijkheid aan te geven in hoeverre tot nu toe aan deze behoeften tegemoet is gekomen. De gegevens kunnen als uitgangspunt dienen voor een nadere kwalitatieve exploratie van de zorgbehoeften.
CASH Beoordelingsschalen De Comprehensive Assessment of Symptoms and History (CASH; Andreasen, Flaum, & Arndt, 1992) is een semi-gestructureerd interview ontwikkeld voor onderzoek binnen het spectrum van schizofrenie, schizoaffectieve en bipolaire stoornissen. Het interview geeft uitgebreide informatie over huidige en vroegere symptomen, premorbide functioneren, cognitief functioneren, sociodemografische status, behandeling en het verloop van de ziekte. Het grote bereik van dit interview maakt dat het vooral geschikt is voor gebruik over een langere periode. De CASH heeft een cultuursensitieve versie, de CASH-CS (Zandi et al., 2008). Deze vragenlijst bevat aanvullende cultuur relevante vragen voor bijna alle secties.
CBCL Beoordelingsschalen De Child Behavior Checklist (CBCL; Achenbach & Ruffle, 2001) is een gestandaardiseerde gedragsvragenlijst voor ouders of verzorgers, waarbij wordt gevraagd naar de emotionele en gedragstoestanden van het kind in de afgelopen twee of zes maanden. De CBCL heeft een aparte vragenlijst voor 1,5-5 jarigen en 6-18 jarigen. De CBCL/1½-5 heeft 99 vragen over emotionele en gedragsproblemen en één vraag over andere problemen (voor meer informatie zie www.aseba.nl). De CBCL/6-18 bevat 118 vragen over emotionele en gedragsproblemen, twee vragen over andere problemen en 20 vragen over sociale contacten, activiteiten en schoolwerk. Ouders kunnen aangeven hoe goed een vraag nu of in de afgelopen zes maanden past bij een kind met behulp van de volgende antwoordmogelijkheden: 0 = helemaal niet, 1 = een beetje of soms, 2 = duidelijk of vaak. De antwoorden op de vragen tellen op tot schalen. De CBCL is in het Nederlands vertaald door Frank Verhulst en Jan van der Ende van de afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis.
CGI Beoordelingsschalen De Clinical Global Impression (CGI; Guy, 1976) is een meetinstrument dat de ernst van de symptomen en de effectiviteit van een behandeling meet bij patiënten met een psychische aandoening. De schaal wordt op een zevenpuntsschaal gemeten en bestaat uit twee items: één item meet de globale ernst van de aandoening gedurende de laatste week (1 staat voor normaal, niet ziek en 7 voor zeer ernstig ziek) en één item meet de globale verandering ten opzichte van het begin van de behandeling (1 staat voor zeer veel verbeterd en 7 voor zeer veel slechter). Op basis van de CGI hebben deskundigen een aantal nieuwe schalen gecreëerd, zoals de CGI-BP (bipolaire stoornis), CGI-SCH (schizofrenie) en CGI-SCA (schizoaffectieve stoornis) (Allen et al., 2012).
Conners-3 Beoordelingsschalen De Conners-3 bestaat uit drie informantenversies: een ouderrapportage (6-18 jaar), een leerkrachtrapportage (6-12 jaar) en een zelfrapportage (12-18 jaar). Het gedrag van het kind of de jongere kan op deze manier worden beoordeeld in verschillende contexten: thuis, op school, of in een andere sociale omgeving. Bij het gebruik van de Conners-3 wordt aangeraden om altijd meer dan één informantenversie te gebruiken. Bij elke vragenlijst geven informanten op een vierpuntsschaal (nooit, soms, vaak, heel vaak) aan in hoeverre de beschrijvingen in de afgelopen zes maanden van toepassing waren. De resultaten worden in kaart gebracht aan de hand van zeven schalen, waarmee inzicht wordt gegeven in de kernsymptomen van ADHD, als ook de meest voorkomende problemen die met deze stoornis gepaard gaan. In een aparte sectie van het rapport wordt een overzicht gegeven van de mate waarin aan diverse DSM-5-criteria wordt voldaan op basis van de gegeven antwoorden. Op basis van drie validiteitsschalen wordt vastgesteld of de antwoorden van de respondent op de vragenlijst als valide beschouwd kunnen worden. Daarnaast wordt aan de hand van een ADHD-index bepaald hoe waarschijnlijk het is dat iemand behoort tot een klinische groep van kinderen en jongeren die officieel gediagnosticeerd zijn met ADHD. Tot slot zijn er enkele aanvullende items die expliciet vragen naar de mate waarin het functioneren van het kind of de jongere beperkt wordt in meerdere contexten, naar andere problemen of zorgen, en naar sterke kanten en vaardigheden.
DAPP-BQ Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Dimensional Assessment of Personality Pathology-Basic Questionnaire (DAPP-BQ) dient voor het onderscheiden van persoonlijkheidsstoornissen op achttien dimensies. De Nederlandse bewerking van de DAPP-BQ bestaat uit 290 vragen die door de cliënt zelf beantwoord worden (Van Kampen & De Beurs, 2009). Bij de Nederlandse bewerking van de DAPP-BQ is ook een screeningsversie ontwikkeld (Van Kampen, De Beurs, & Andrea, 2009). De DAPP Screening bestaat uit 136 items waarmee dezelfde achttien dimensies kunnen worden beoordeeld.
DASS-21 Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Depressie Angst Stress Schaal (DASS; Lovibond & Lovibond, 1995; NL vertaling De Beurs, Van Dyck, Marquenie, Lange, & Blonk, 2001) is een vragenlijst voor het weergeven van negatieve emoties met als doel drie symptoomgroepen te onderscheiden, namelijk: angst, depressie en stress. Op basis van de oorspronkelijk schaal van 42 items, de DASS-42, is een verkorte versie samengesteld, de DASS-21-R. De lijst bestaat uit 21 vragen waarbij steeds een keuze gemaakt wordt uit vier antwoordmogelijkheden van “Helemaal niet of nooit van toepassing” (=0) tot “Zeer zeker of meestal van toepassing”(=3). De scores voor het totaal en voor de subschalen worden berekend door de somscores te bepalen van de samenstellende items. Door vergelijking met de normgroep wordt de score omgezet in een zevenpuntschaal (zeer laag, gemiddeld en zeer hoog). Naast de totaalscore worden drie subschalen onderscheiden: depressie (DEP), angst (ANG) en stress (STR).
DROS Beoordelingsschalen De Dynamic Risk Outcomes Scales (DROS; Drieschner & Hesper, 2007) wordt gebruikt voor behandelevaluatie. Het bevat voornamelijk dynamische risicofactoren en kan daardoor gebruikt worden bij het inschatten van het risico van recidive bij de LVB doelgroep. Het instrument bestaat uit 44 items gegroepeerd in 15 schalen, die worden gemeten op een 2, 3 of 4 puntsschaal. 1. Probleembesef/ inzicht (3 items) 2. Attitude t.o. huidige behandeling of begeleiding (2 items) 3. Ideeën, verwachtingen over situatie na behandeling (2 items) 4. Medewerking aan de behandeling/ begeleiding (4 items) 5. Criminogene attitude (4 items) 6. Copingsvaardigheden (3 items) 7. Vijandigheid (3 items) 8. Seksgerelateerde cognities/grensoverschrijdend gedrag (3 items) 9. Impulsiviteit (2 items) 10. In stand houden v. stabiliserende prosociale structuren (2 items) 11. Zelfredzaamheid (6 items) 12. Sociale vaardigheden en gedrag (3 items) 13. Verslaving, middelengebruik en gokken (3 items) 14. Psychotische symptomen (3 items) 15. Sociaal netwerk (1 item) Doelgroep: forensisch, niet-forensisch, algemeen geweld, ambulant, ontwikkeld in Nederland voor forensisch LVB. Methode: Gestructureerd professioneel oordeel Per 1 januari 2015 geldt dat voor het meten van de voortgang van de behandeling (ROM) een keuze gemaakt moet worden uit de volgende instrumenten: -HoNOS -Mate (verslaafden) -DROS (verstandelijk beperkten) De meting geldt voor alle klinische en ambulante patiënten met uitzondering van de patiënten bij wie de DDBC-hoofdgroep persoonlijkheidsstoornissen, seksuele stoornissen of verdiepingsdiagnostiek is geopend. De verplichting geldt voor alle forensische settingen met uitzondering van RIBW, FO en ambulante begeleiding. zie ook: http://www.efp.nl/web/images/uploads/publicaties/20140827_factsheet.pdf
EMT Beoordelingsschalen De Een-Minuut-Test (EMT; Brus & Voeten, 1973) wordt gebruikt voor de niveaubepaling van technisch lezen. De doelgroep bestaat uit kinderen van 7 tot en met 14 jaar (groep 4 tot en met 8 in het primair onderwijs en de leerjaren 1 en 2 in het vervolgonderwijs). De EMT bevat twee standaardlijsten (testkaart vorm A en B). Beiden kaarten bestaan uit een lijst met 116 losse onder elkaar geplaatste woorden die het kind vlug en duidelijk moet voorlezen. De EMT kan gebruikt worden in combinatie met de Klepel-R, wat aanwijzingen geeft voor het classificeren en het behandelen van leesproblemen.
EssenCES Beoordelingsschalen De Essen Climate Evaluation Schema (EssenCES; Schalast, Redies, Collins, Stacey, & Howells, 2008) is een vragenlijst die gaat over het klimaat op een afdeling. Het bestaat uit vijftien items, welke onderverdeeld zijn in drie subschalen. Deze subschalen zijn: (1) de ondersteuning tussen patiënten (patients' cohesion and mutual support), (2) de veiligheidsbeleving (experienced safety) en (3) de betrokkenheid van therapeuten naar patiënten (therapeutic hold).
ESSEON-R Beoordelingsschalen De Schaal voor het Sociaal-Emotioneel Ontwikkelingsniveau (ESSEON-R; Hoekma, Miedema, Otten, & Gielen, 2011) is een schaal voor het schatten van het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau. De ESSEON-R kan worden afgenomen bij kinderen en volwassenen met een ontwikkelingsleeftijd van 0 tot 14 jaar bij wie het bepalen van het niveau van de sociaal-emotionele ontwikkeling om verschillende redenen gewenst is. Hierbij kan het gaan om kinderen en volwassenen met: een verstandelijke beperking, een (vermoeden van) sociale of emotionele ontwikkelingsachterstand, een ontwikkelingsstoornis of psychiatrische problematiek, een zintuigelijke en/of communicatieve beperking of school- en leerproblemen binnen het regulier of speciaal onderwijs. De ESSEON-R bestaat uit 76 items en het bevat twee domeinen: sociale ontwikkeling en emotionele ontwikkeling. Door in beide domeinen alle items te scoren op 'kenmerkend' of 'niet kenmerkend' en vervolgens een eenvoudige rekenregel toe te passen, kan het sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau bepaald worden. De ESSEON-R kan buiten de aanwezigheid van de cliënt worden ingevuld. Specifieke gedragsobservatie is alleen nodig als niet bekend is of bepaald gedrag wel of niet kenmerkend voor een cliënt is.
FIOS Beoordelingsschalen en Observatie De Forensic Inpatient Observation Scale (FIOS; Timmerman, Vastenburg, & Emmelkamp, 2001) is ontwikkeld omdat er een groot gebrek is aan geschikte, betrouwbare en valide observatieschalen voor forensische psychiatrische patiënten. De FIOS heeft zes schalen die worden verondersteld belangrijke aspecten te meten in de behandeling van forensische psychiatrische patiënten: (1) zelfverzorging, (2) sociaal gedrag, (3) oppositioneel gedrag, (4) inzicht in eigen delictgedrag, (5) verbale vaardigheden en (6) psychische klachten.
FOTRES Beoordelingsschalen en Risicotaxatie De Forensisches Operationalisiertes Therapie-Risiko-Evaluations-System (FOTRES; Urbaniok, 2004) is een systeem dat risicoaspecten, maar ook (te verwachten) therapie-effecten in kaart kan brengen en kan evalueren. Het indiceert naast het structurele terugvalrisico ook de veranderbaarheid van een justitiabele. Kenmerkend voor het systeem is de mogelijkheid op verschillende tijdstippen gesimuleerde invrijheidstellingen te scoren. Men taxeert dan het actuele risico als men iemand op dat moment in vrijheid zou stellen. Actuele behandelresultaten en niet direct bij de behandeling betrokken variabelen die wel van invloed zijn op het recidiverisico worden meegewogen. Dit laatste is uniek. Uniek is ook dat men het systeem kan gebruiken als een patiëntvolgsysteem, dat vanaf de initiële pro-justitia rapportage periodiek metingen kan verrichten, zowel voor, tijdens als na een behandeling. De FOTRES bestaat uit circa 650 items verdeeld over de vier modules: structureel recidiverisico, beïnvloedbaarheid, therapie‐evaluatie en voorspelling van therapie‐effect. Een volledige casus bestaat doorgaans uit 350‐400 items, afhankelijk van het aantal probleemgebieden die de expert van belang acht. Het instrument stelt de clinicus als gebruiker diverse vragen over de individuele casus die gewaardeerd moeten worden op aanwezigheid of ernst met een getal van 0 (niet aanwezig/zeer gering) tot 4 (zeer sterk aanwezig). De scores van de aparte probleemdomeinen en kenmerken tezamen genereren een eindscore per module. Alle scores worden wederom op een schaal van 0 tot 4 weergegeven.
FP40 Beoordelingsschalen en Diagnostiek De Forensisch Profielvragenlijsten (FP40; Brand & Van Emmerik, 2001) vormen een Nederlands diagnostisch instrument voor de gehele forensisch psychiatrische populatie. De ontwikkeling van de FP40 is begonnen in 1990, met als doel belangrijke en relevante kenmerken van tbs-gestelden vast te leggen, zowel voor behandeling als onderzoek. De FP40 bestaat uit tien vragenlijsten, waaronder seksualiteit, verslaving, coping en netwerk. De FP40 is ontstaan door interviews in het forensische veld, interviews met de medewerkers van het voormalige Dr. F.S. Meijers Instituut en op basis van literatuurstudie. Dit alles onder begeleiding van een externe wetenschappelijke begeleidingscommissie. Zowel psychologen, psychiaters, maatschappelijk werkers als sociotherapeuten (of groepsleiders) hebben jarenlang bijgedragen aan de ontwikkeling van de lijsten en aan de aanlevering van gegevensbestanden. De FP40-lijsten vormen een samenvatting van de diagnostiek om behandeladviezen te geven, behandelvoortgang te meten en risico’s te taxeren. De lijst benadert elke stoornis van een patiënt als een multicausaal verschijnsel. Het instrument geeft van elke patiënt een sterkte- en zwakteprofiel. Hieruit volgt geen totaalscore maar een multidimensionaal profiel. De items zijn onder te verdelen in vier domeinen: • psychiatrisch beeld en verslaving; • persoonlijkheid en vaardigheden; • ontwikkeling en maatschappelijke inbedding; • situationele en overige invloeden (eventueel tijdens de delictsituatie). De veelzijdigheid van de domeinen en de bijbehorende items geven een uitgebreid beeld van de zwakke en sterke punten van de desbetreffende patiënt. De laatste versie van de FP40 dateert van 2006, maar veel onderzoeksgegevens zijn gebaseerd op eerdere versies. De meeste resultaten daarvan staan vermeld in de handleiding FP40, versie 2006.