Instrumentendatabank

De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is. Voor vragen en/of opmerkingen over de instrumentendatabank kun je contact opnemen met instrumentendatabank@efp.nl

COTAN-beoordelingen

Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.

Naam Categorie Omschrijving
CAPP Diagnostiek Mede om een aantal bezwaren tegen de PCL-R te ondervangen wordt de Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality Disorder (CAPP; Cooke, Hart, Logan, & Michie, 2004) geconstrueerd. De CAPP is een semi-gestructureerd interview om (veranderingen in) psychopathie te bepalen in uiteenlopende populaties en is niet bedoeld als risicotaxatie-instrument. De CAPP meet zes domeinen: dominantie, emoties, zelf, binding, gedrag en cognitie. Deze domeinen worden beschreven met verschillende bijvoeglijke naamwoorden, die op hun beurt worden geadstrueerd met gedragselementen. De CAPP is vertaald in het Nederlands door Martin Hildebrand, Hanneke Schönberger en Corine de Ruiter.
CIDI Diagnostiek De Composite International Diagnostic Interview (CIDI, Nederlandse versie; Smitten, Smeets & Brink, 1998) is een interview ontwikkeld door WHO en NIH die cross-cultureel gebruikt wordt om ICD-10 en DSM-IV diagnoses van psychopathologie te evalueren. De CIDI is net zoals zijn voorloper (de DIS) het interview bij uitstek voor grootschalige epidemiologische studies. De huidige versie, de CIDI 2.1, bestaat zowel in een levensloop- als een twaalf-maandenversie. Naast de papieren uitgave bestaat ook een geautomatiseerde versie (CIDI-Auto). De Nederlandse versie werd reeds grootschalig gebruikt in de NEMESIS studie.
DIB Diagnostiek Het Diagnostic Interview for Borderline patients (DIB) is oorspronkelijk ontwikkeld door Gunderson, Kolb en Austin (1981) en in het Nederlands vertaald door Derksen (1988). De DIB meet vier gebieden van de borderline persoonlijkheidsstoornis: affect, cognitie, impulsief gedrag en interpersoonlijke relaties. Zanarini heeft de DIB gereviseerd om de diagnose scherper af te grenzen met andere persoonlijkheidsstoornissen (DIB-R; Zanarini, Frankenburg, & Vujanovic, 2002). Deze is nog niet in het Nederlands vertaald.
DIVA Diagnostiek Het Diagnostisch Instrument Voor ADHD bij volwassenen (DIVA; Kooij & Francken, 2010) is gebaseerd op de DSM-IV criteria en is het eerste gestructureerde Nederlandse interview voor ADHD bij volwassenen. De DIVA is ontwikkeld door J.J.S. Kooij en M.H.Francken en is de opvolger van het eerdere Semi-Gestructureerde Interview voor ADHD bij volwassenen. Om de beoordeling van de aan- of afwezigheid van alle 18 criteria voor ADHD in kindertijd zowel als volwassenheid te vergemakkelijken, worden er in het interview steeds concrete en realistische voorbeelden van zowel het huidige, als van het gedrag in de kindertijd gegeven. De voorbeelden zijn gebaseerd op gangbare beschrijvingen van gedrag door volwassen patiënten met ADHD aan het team ADHD bij volwassenen van PsyQ te Den Haag. Ook van het disfunctioneren door de symptomen in het dagelijks leven worden op vijf terreinen concrete voorbeelden gegeven: werk en opleiding, relatie en gezinsleven, sociale contacten, vrije tijd / hobbies en zelfvertrouwen / zelfbeeld. Indien mogelijk wordt de DIVA afgenomen bij volwassen patiënten in aanwezigheid van partner en/of familieleden, om zo retrospectieve en hetero-anamnestische informatie gelijktijdig te kunnen beoordelen.
FP40 Beoordelingsschalen en Diagnostiek De Forensisch Profielvragenlijsten (FP40; Brand & Van Emmerik, 2001) vormen een Nederlands diagnostisch instrument voor de gehele forensisch psychiatrische populatie. De ontwikkeling van de FP40 is begonnen in 1990, met als doel belangrijke en relevante kenmerken van tbs-gestelden vast te leggen, zowel voor behandeling als onderzoek. De FP40 bestaat uit tien vragenlijsten, waaronder seksualiteit, verslaving, coping en netwerk. De FP40 is ontstaan door interviews in het forensische veld, interviews met de medewerkers van het voormalige Dr. F.S. Meijers Instituut en op basis van literatuurstudie. Dit alles onder begeleiding van een externe wetenschappelijke begeleidingscommissie. Zowel psychologen, psychiaters, maatschappelijk werkers als sociotherapeuten (of groepsleiders) hebben jarenlang bijgedragen aan de ontwikkeling van de lijsten en aan de aanlevering van gegevensbestanden. De FP40-lijsten vormen een samenvatting van de diagnostiek om behandeladviezen te geven, behandelvoortgang te meten en risico’s te taxeren. De lijst benadert elke stoornis van een patiënt als een multicausaal verschijnsel. Het instrument geeft van elke patiënt een sterkte- en zwakteprofiel. Hieruit volgt geen totaalscore maar een multidimensionaal profiel. De items zijn onder te verdelen in vier domeinen: • psychiatrisch beeld en verslaving; • persoonlijkheid en vaardigheden; • ontwikkeling en maatschappelijke inbedding; • situationele en overige invloeden (eventueel tijdens de delictsituatie). De veelzijdigheid van de domeinen en de bijbehorende items geven een uitgebreid beeld van de zwakke en sterke punten van de desbetreffende patiënt. De laatste versie van de FP40 dateert van 2006, maar veel onderzoeksgegevens zijn gebaseerd op eerdere versies. De meeste resultaten daarvan staan vermeld in de handleiding FP40, versie 2006.
IPDE Diagnostiek De International Personality Disorder Examination (IPDE; WHO, 1995; Nederlandse vertaling, Duijsens, Eurelings-Bontekoe, & Diekstra, 1995) is een semi-gestructureerd interviewschema voor DSM-IV persoonlijkheidsstoornissen. Het interview is geordend naar zes thema’s: werk, zelf, interpersoonlijke relaties, affecten, realiteitstoetsing en impulscontrole. Alle criteria voor de persoonlijkheidsstoornissen komen in deze rubrieken aan de orde. De IPDE staat ook toe om het interview per persoonlijkheidsstoornis af te nemen. Naast een score voor de aan- of afwezigheid van persoonlijkheidsstoornissen levert het instrument ook dimensionale scores op. Voorafgaand aan het interview kan de IPDE Screenings Vragenlijst worden afgenomen.
MINI Beoordelingsschalen en Diagnostiek De Mini International Neuropsychiatric Interview (MINI; Sheehan et al., 1998) is een kort diagnostisch gestructureerd interview voor het classificeren van ICD-10 en DSM-IV psychiatrische stoornissen. De MINI focust voornamelijk op huidige stoornissen. Voor elke stoornis sluiten een of twee vragen een diagnose uit bij een negatief antwoord. Beperkingen van de MINI zijn de afwezigheid van een volledige levensloopdiagnose en van subtypes van de psychotische stoornis. Dit instrument staat toe net voldoende informatie te verzamelen om goede klinische conclusies te trekken. Het is daarentegen niet geschikt voor genetische of epidemiologische studies. Het instrument is goed onthaald bij de gedetineerden en genereerde nuttige informatie, maar de duur van de MINI werd als te lang gezien. Daarbij had men twijfels over onnodige doorverwijzingen aangezien geen rekening wordt gehouden met de ernst van de symptomen. Ook onderscheidt de MINI geen geveinsde van waarheidsgetrouwe symptomen en worden cognitieve beperkingen buiten beschouwing gelaten, beide problemen die veelvuldig voorkomen in een forensische populatie. Daarnaast werden sommige modules als te moeilijk bevonden. Deze bevindingen leiden tot de conclusie bij de stafleden van de gevangenis dat de MINI geen aanwinst betekent voor de huidige screening. De update van de MINI voor DSM-5 heeft een vereenvoudigde versie opgeleverd: MINI-S (Hergueta & Weller, 2017; Nederlandse vertaling: Overbeek & Schruers, 2019). Hierbij zijn de afnameduur en de benodigde tijd voor training beperkt. De MINI-S is te gebruiken voor personen vanaf 17 jaar. Voor kinderen en adolescenten van 8-16 jaar is een aangepaste versie in het Engels en Frans beschikbaar: MINI-S KID.
PCL-R Diagnostiek De Psychopathy Checklist Revised (PCL-R; Hare, 1991, 2003; Nederlandse bewerking: Vertommen et al., 2002) is een checklist om psychopathie te meten. De PCL-R bestaat uit 20 items. Zeventien daarvan vallen uiteen in twee factoren. Factor 1 omvat affectieve en interpersoonlijke aspecten van de stoornis zoals gebrek aan empathie en een opgeblazen gevoel van eigenwaarde. Factor 2 omvat gedragskenmerken die behoren bij een antisociale levensstijl en betreft vooral impulsiviteit, antisociaal gedrag en onverantwoordelijkheid. In de literatuur wordt ook melding gemaakt van een 3-factorstructuur (Cooke & Miche, 2001) en een 4-factorstructuur (Hare, 2003). Hoewel de bepaling van de mate van psychopathie eigenlijk geen vorm van risicotaxatie is, is de correlatie tussen de PCL-R-score met later gewelddadig gedrag wel substantieel. De score van de PCL-R is in principe een lifetime diagnosis, hoewel met name de gedragsfactoren van factor 2 wel kunnen variëren. Een hoge PCL-R-score geldt als risicofactor en is als zodanig opgenomen in de historische items van de HCR-20, de SVR-20 en de HKT-30.
PCL:YV Persoonlijkheid en Diagnostiek De PCL-Jeugd Versie (PCL:YV; Forth et al., 2003 ; Nederlandse bewerking; De Ruiter & Hildebrand, 2010) is afgeleid van de PCL-R en kan gebruikt worden bij jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar en bevat net als de PCL-R 20 items. Een item kan de score 0, 1 of 2 krijgen met een maximale score van 40. Meestal wordt gebruik gemaakt van een cut-off score van 30.
SCAN Diagnostiek De Schedules for Clinical Assessment in Neuropsychiatry (SCAN; WHO, 1999) vormen een semigestructureerd diagnostisch interview. Het bestaat uit een set instrumenten die psychopathologie en de gedragspatronen die zijn gerelateerd aan de EPA’s meten, evalueren en classificeren. Alle symptomen van de meest voorkomende psychiatrische stoornissen van As I zijn in de SCAN 2.1 opgenomen, waaronder: • stemmingsstoornissen; • angststoornissen; • eetstoornissen; • psychotische stoornissen; • afhankelijkheid van middelen; • psychosomatische stoornissen; • cognitieve achteruitgang. De SCAN omvat de tiende editie van de Present State Examination (PSE), die berust op langdurig onderzoek.
SCID-5-P Diagnostiek Het Gestructureerd klinisch interview voor DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen (SCID-5-P; voorheen SCID-II) is een semigestructureerd diagnostisch interview voor de beoordeling van de tien DSM-5-persoonlijkheidsstoornissen in de clusters A, B en C en de classificatie ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornissen’. Het SCID-5-P Interview bestaat uit twee delen: In het eerste deel wordt achtergrondinformatie verzameld van de patiënt die nuttig is voor de beoordeling van de criteria voor de afzonderlijke persoonlijkheidsstoornissen. Naast basisgegevens van de patiënt wordt ook het gedrag, de relaties en het vermogen tot zelfreflectie van de patiënt in kaart gebracht. Deel twee bestaat uit vragen op basis van de DSM-5-criteria van de tien persoonlijkheidsstoornissen.
SCID-5-S Diagnostiek Het gestructureerd klinisch interview voor de DSM-5 (SCID-5-S;voorheen SCID-I) is een semi-gestructureerde interviewrichtlijn ten behoeve van de diagnostiek van het merendeel van de DSM-5-stoornissen (voorheen As-I-stoornissen). Dit interview wordt afgenomen door een clinicus of een daartoe opgeleide ggz-professional met kennis over en inzicht in de DSM-5-classificatie en de classificatiecriteria. Het SCID-5-S Interview leidt de clinicus stap voor stap door het diagnostisch proces waarmee alle tien DSM-5-syndroomstoornissen kunnen worden vastgesteld: -Stemmingsepisodes en de persisterende depressieve stoornis -Psychotische en verwante symptomen -Differentiële diagnostiek van psychotische stoornissen -Differentiële diagnostiek van stemmingsstoornissen -Stoornissen in het gebruik van een middel -Angststoornissen -Obsessieve-compulsieve stoornis en de posttraumatische-stressstoornis -Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis bij volwassenen -Screening op andere huidige stoornissen -Aanpassingsstoornis
SCID-I Diagnostiek De Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis I Disorders (SCID-I; First et al., 1996) is een veelgebruikt psychodiagnostisch interview voor het detecteren van DSM-IV stoornissen. De SCID-I bevraagt as I-symptomen van de DSM-IV. Van dit interview is een Nederlandse bewerking op de markt (Van Groenestijn et al., 1999). De SCID bestaat in verschillende versies: een research versie (die weer verschillende varianten kent) en een klinische versie. De research versie is het meest uitgebreid; hiervan bestaat een ‘patiëntversie’, bedoeld voor personen die zeker lijden aan een psychische stoornis, en een ‘niet-patiënt versie’, voor personen van wie het op voorhand niet duidelijk is of ze lijden aan een dergelijke stoornis. De research versies van de SCID bestaan uit tien modules, te weten: stemmingsepisodes; psychotische en aanverwante symptomen; psychotische stoornissen; stemmingsstoornissen; middelengebruik; angststoornissen; somatoforme stoornissen; eetstoornissen; aanpassingsstoornissen en facultatieve stoornissen (zoals bijvoorbeeld acute stressstoornis of hypomane episode). De vragen die betrekking hebben op de criteria van het betreffende klinische syndroom worden gescoord van 1 tot 3 op aanwezigheid van het symptoom of een ? voor ontbrekende of onduidelijke informatie. Aan het eind van het interview worden de scores opgeteld voor de uiteindelijke classificatie. De interviewer wordt aangemoedigd om naast de antwoorden op de vragen ook gebruik te maken van andere bronnen van informatie, zoals observatie van het gedrag van de geïnterviewde, informatie uit dossiers of informatie van derden. De klinische versie van de SCID-I is een verkort interview, waarbij alleen de meest voorkomende diagnoses worden uitgevraagd; subtypes worden daarbij niet onderscheiden. De klinische versie wordt bijvoorbeeld gebruikt in intakeprocedures of ter bevestiging van het vermoeden van een bepaalde diagnose.
SCID-II Diagnostiek De Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis II Personality Disorders (SCID-II; First, Spitzer, Gibbon et al., 1997; Nederlandse vertaling; Weertman, Arntz & Kerkhofs, 2000) bestaat uit modules voor alle elf persoonlijkheidsstoornissen, waarbij de vragen zijn gegroepeerd naar stoornis. Daarnaast is een appendix toegevoegd voor classificatie van de depressieve en passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis. Voorafgaand aan het interview kan de SCID-II Persoonlijkheidsvragenlijst als screener afgenomen worden.
SIDP-IV Beoordelingsschalen, Persoonlijkheid en Diagnostiek De Structured Interview for DSM Personality Disorders (SIDP-IV; Pfohl, Blum & Zimmerman, 1995) is gebaseerd op diens voorlopers (SIDP voor DSM-III en SIDP-R voor DSM-III-R) die over goede psychometrische kenmerken bleken te beschikken. De Nederlandse vertaling van de SIDP-IV is van De Jong et al. (1996). De SIDP-IV omvat tien secties, betrekking hebbend op verschillende levensgebieden (activiteiten en belangstelling, werk, relaties, sociale contacten, emoties, observaties, zelfpercepties, kijk op anderen, stress en boosheid en sociale conformiteit). De interviewvragen zijn geordend op basis van de secties en niet op basis van de persoonlijkheidsstoornissen. Wel staat bij elke vraag het betreffende DSM-IV criterium dat gemeten wordt.
StiP-5.1 Diagnostiek Het Semi-gestructureerde Interview voor Persoonlijkheidsfunctioneren DSM-5 (StiP-5.1; Hutsebaut et al., 2015) is een instrument bedoeld om de ernst van persoonlijkheidsproblematiek in kaart te brengen. Voor verder informatie zie: http://www.kenniscentrumps.nl/stip-5
ToM test en ToM test-R Beoordelingsschalen en Diagnostiek De Theory of Mind test (ToM test; Steerneman et al., 2000) meet perceptie en imitatie, emotieherkenning, doen-alsof, onderkennen van verschil tussen mentale en fysische wereld, denken over iets (first order beliefs), denken over denken (second order beliefs) en bedrog en misleiding (false beliefs) en humor. Er zijn normen voor kinderen met en zonder ontwikkelingsstoornissen. Doelgroep: Kinderen van 5-12 jaar. Voor meer informatie zie ook: http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/23/643.dWl0Z2VicmVpZD0x.html
TriPM Zelfrapportage en Diagnostiek DeTriarchic Psychopathy Measure (TriPM; Nederlandse versie; Soe-Agnie et al., 2011) is de nieuwste maat voor het diagnosticeren van psychopathie. Uniek aan dit instrument is dat het niet vanuit de PCL-R gevormd is. Het instrument bestaat uit 58 items die op een vierpuntschaal gescoord moeten worden. De TriPM meet drie elementen: stoutmoedigheid (19 items), laaghartigheid (19 items) en disinhibitie (20 items). Het is ook mogelijk om vanuit deze dimensies subtypes te definiëren. Dit concept is mogelijk nuttig om succesvolle psychopaten te diagnosticeren.
VABS Diagnostiek De Vineland Adaptive Behavior Scales (VABS; Sparrow, Balla, & Cichetti, 1984; 2005) brengt adaptief gedrag in kaart op vier domeinen: Communicatie, Dagelijkse Vaardigheden, Socialisatie en Motoriek. De VABS werkt met leeftijdsequivalenten. De VABS wordt afgenomen in de vorm van een interview waarbij naar vaardigheden vanaf de geboorte wordt gevraagd. Doelgroep: 0-90 jaar. Er bestaan een verkorte versie, de Vineland Survey, en een versie voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking, de Vineland-Z. In Nederland is de VABS sinds 1995 beschikbaar door de vertaling van de Vakgroep Orthopedagogiek, Rijksuniversiteit Leiden (Vineland Adaptive Behavior Scales Nederlandse Vertaling; Van Berckelaer-Onnes, Buysse, Dijkxhoorn, Gooyen, & Van der Ploeg, 1995).