Instrumentendatabank

De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is.

COTAN-beoordelingen

Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.

Naam Categorie Omschrijving
HoNOS+ Beoordelingsschalen De Health of the Nation Outcome Scale + (HoNOS+; de Nederlandse Zorgautoriteit, 2021) is gebaseerd op de Health of the Nation Outcome Scale (HoNOS; Wing et al., 1998), een internationaal erkende vragenlijst. Aan de HoNOS+ zijn enkele extra vragen toegevoegd (vandaar de +). De HoNOS+-vragenlijst en het scoringgschema met kleurcode zijn belangrijke onderdelen van de zorgvraagtypering. Hiermee wordt de zorgvraag van de patiënt bepaald, die uitgedrukt wordt in een zorgvraagtype. De eerste twaalf vragen in de vragenlijst zijn HoNOS vragen. Deze vragen gaan over de ernst van de problemen van de patiënt tijdens de twee weken voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst. De laatste zeven vragen zijn op basis van onderzoek toegevoegd aan de zorgvraagtypering. Deze vragen hebben betrekking op problemen vanuit een historisch perspectief. In de geestelijke gezondheidszorg is de HONOS+ vragenlijst een belangrijk onderdeel van de zorgvraagtypering van cliënten. Voor de forensische zorg is ervoor gekozen om hiervan af te wijken. Binnen de forensische zorg (strafrechtelijk en civielrechtelijk) is namelijk het verminderen van het delict/recidiverisico leidend bij behandeling met als primaire doel het beschermen van de maatschappij. Bekijk voor meer informatie over het gebruik van de HoNOS+ de instructie, https://www.zorgprestatiemodel.nl/content/uploads/2021/05/HoNOS-vragenlijst-Instructie-bij-het-invullen.pdf, en het kleurschema, https://www.zorgprestatiemodel.nl/content/uploads/2021/05/Kleurschema-Hulpmiddel-om-HoNOS-vragen-te-matchen-met-zorgvraagtypen.pdf.
HSCL Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Hopkins Symptom Checklist (HSCL; Parloff, Kelman, & Frank, 1954) is een alom bekend en veelvuldig gebruikt instrument dat symptomen van angststoornissen (tien items) en depressie (vijftien items) meet. De schaal bevat vier antwoordmogelijkheden voor elke vraag gaande van ‘not at all’ tot ‘extremely’. Er worden drie scores berekend: de totale score en daarnaast ook afzonderlijke scores voor angststoornissen en voor depressie. Dit instrument wordt als gebruiksvriendelijk beschouwd en werd reeds talloze malen toegepast bij het meten van de traumatisatie bij vluchtelingen. Dit maakt het instrument ook mogelijk interessant voor de gevoelige en moeilijk toegankelijke forensische populatie met comorbide stoornissen, alhoewel in de literatuur geen melding wordt gedaan van het gebruik van de HSCL in gevangenissen. De HSCL is vertaald in het Bosnisch, Cambodjaans, Kroatisch, Japans, Laotiaans en Vietnamees door het Harvard Programma in Refugee Trauma. Daarnaast is het instrument ook in verschillende andere talen vertaald, zoals in het Zweeds, Arabisch, Russisch en Indonesisch.
HTQ Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Harvard Trauma Questionnaire (HTQ; Mollica, et al., 1996) is een zelfrapportagelijst en meet traumaklachten aan de hand van de DSM-IV-TR en andere traumaklachten. Het eerste deel van de vragenlijst bestaat uit een lijst met 24 traumatische gebeurtenissen, waarbij de deelnemer kan aangeven welke gebeurtenissen hij of zij heeft ervaren, gezien of gehoord. Het tweede deel van de HTQ meet de ernst van de PTSS-klachten zoals beschreven is in de DSM-IV-TR. Dit deel bestaat uit 16 vragen, waarbij de deelnemer antwoord kan geven op een 4-puntsschaal, waarbij 1= helemaal geen last, 2= een beetje last, 3= nogal veel last en 4= zeer veel last. Het derde deel meet andere traumasymptomen. Een cut-off score van 2,45 wordt gebruikt om een indicatie te geven voor PTSS. De Nederlandse Harvard Trauma Questionnaire is ontwikkeld door J. Mook en deze vragenlijst is bewerkt voor gebruik binnen Stichting Centrum ’45 door W.Chr. Kleijn.
IFBE Beoordelingsschalen en Observatie Het Instrument voor Forensische Behandel Evaluatie (IFBE; Schuringa, 2010) bestaat uit de veertien klinische items van de HKT-R (zie https://kennisdatabank.efp.nl/instrumenten/hkt-r) en acht forensische behandel items. De IFBE is een gedragsobservatie instrument dat onafhankelijk van elkaar ingevuld wordt door het gehele behandelteam van een patiënt. Op deze manier wordt informatie van de diverse behandeldisciplines over verschillende forensisch behandelinhoudelijke items van een patiënt in kaart gebracht. Deze informatie wordt besproken in de multidisciplinaire bijeenkomsten. De items worden gescoord op een 17-puntsschaal. De IFBE laat het huidig functioneren van de patiënt zien, de overeenstemming tussen de verschillende disciplines en klinische en statistische veranderingen. Door de bredere antwoordschaal kunnen veranderingen in gedrag nauwkeuriger vastgesteld worden en daarom is de IFBE geschikt voor gebruik bij behandelplanbesprekingen of behandelevaluatie momenten. Er is ook een zelfrapportage versie van de IFBE ontwikkeld; de IFBE-Z. Zie voor meer informatie over de IFBE: https://www.vanmesdag.nl/niAe9OzHKU-x2JO03A57HQ/TW4xvBca2ENSZYBwBXk9Pg/VwjpS1eIj2dUGZqI7RbY9KJw/IFBE%20voor%20professionals%20januari%202015.pdf.
IMI-C Beoordelingsschalen De Impact Message Inventory Circumplex (IMI-C; Kiesler, 1996; Kiesler & Schmidt, 1993, 2006; Nederlandse versie: Hafkenscheid, 2003) is een meetinstrument, dat ontwikkeld is om therapeuten bewust te maken van bevels- en betrekkingsboodschappen die zij in de communicatie met patiënten opvangen. De IMI-C is een zogeheten 360º-instrument: de toegevoegde C staat voor ‘circumplex’, de aanduiding voor de mathematische structuur van de interpersoonlijke cirkel. Het instrument beoogt de aard en de intensiteit van vage, ambigue beïnvloedingsboodschappen, die zich bij de therapeut in het therapeutisch contact vaak aandienen als ‘storende gevoelens’, te identificeren en te registreren. De intensiteit van verschillende soorten beïnvloedingsboodschappen wordt in subschaalscores samengevat en die subschaalscores worden geprojecteerd op de interpersoonlijke cirkel (de ‘Roos van Leary’). De IMI-C heeft een verkorte versie, namelijk de IMI-CS.
INVRA Beoordelingsschalen De Inventarisatie Van Redzaamheid Aspecten (INVRA; Douma & Schuurman, 2001) is een descriptieve beoordelingslijst die systematisch specifieke zelfredzaamheidsvaardigheden in kaart brengt. De doelgroep is zwakbegaafde mensen en mensen met een LVB tussen de 18 en 27 jaar. Er zijn drie INVRA-instrumenten beschikbaar. 1. INVRA-Arbeid is een online vragenlijst met drie categorieën over 38 werknemersvaardigheden. Arbeidsprestaties, motorische competenties en arbeidshouding zijn de categorieën. 2. INVRA-Wonen is een online vragenlijst met vijf categorieën welke 114 competenties bevatten. De categorieën zijn zelfzorg en gezondheid, huishoudelijke competenties, cognitieve competenties, maatschappelijke competenties en omgaan met anderen. 3. INVRA-Ouderschap is een online vragenlijst met vijf categorieën die 94 competenties meten. Verzorging en gezondheid, huishoudelijke competenties, cognitieve competenties, maatschappelijke competenties en sociale omgang zijn de categorieën.
J-SOAP D Beoordelingsschalen en Risicotaxatie Voor jeugdige zedendelinquenten is een specifiek risicotaxatie-instrument ontwikkeld, de Juvenile Sex Offender Assessment Protocol (J-SOAP; Prentky & Righthand, 2003). De J-SOAP-Dutch versie III (J-SOAP D; Bullens, Van Horn, Van Eck, Bullens, & Hendriks, 2014) kan door getrainde professionals worden gebruikt om het risico op seksueel delictgedrag in te schatten bij jongeren van 12 tot 18 jaar die minstens één hands-on zedendelict hebben gepleegd. Eerdere versies van de J-SOAP D zijn in 2005 (versie I) en 2012 (versie II) verschenen. De eerste versie bestaat uit 28 items, verdeeld over vier schalen. De eerste twee schalen meten statische factoren en bevatten items die te maken hebben met seksuele drift/preoccupatie en impulsiviteit/antisociaal gedrag. De andere twee schalen meten dynamische factoren en zijn gerelateerd aan interventies en aanpassing aan de samenleving. De scores worden ingevuld aan de hand van een driepuntsschaal (0 is duidelijke afwezigheid en 2 is duidelijke aanwezigheid van de risicofactor). Scores worden verkregen door optelling van de items van de vier schalen en optelling van alle scores voor een totale J-SOAP score. Het risico wordt berekend door de score per schaal te delen met de maximale score, leidend tot een percentage.
MASA/MIDSA Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Multidimensional Assessment of Sex and Aggression (MASA; Knight, Prentky, & Cerce, 1994) behandelt diverse domeinen die empirisch relevant zijn gebleken bij de assessment van seksuele agressie. Het instrument beoogt verkrachters nader te differentiëren volgens een door eerder ontwikkeld model, de Massachusetts Treatment Center Rapist Typology (MTC:R3). Met de MASA is geprobeerd de beoordeling van de MTC:R3- en Child Molester Typology (MTC:CM3)-classificatielijsten meer betrouwbaar en meer valide te maken. De meest recente versie van de MASA (versie 5) bestaat uitsluitend in een gecomputeriseerde vorm (MIDSA; Multidimensional Inventory of Development, Sex, and Aggression) en vervult de functie van een gestandaardiseerd uitvoerig (allesomvattend) zelfrapportage-instrument voor zowel jeugdige als volwassen seksueel misbruikers en voor zowel criminele als niet-criminele steekproeven. De MIDSA bestaat uit 59 schalen (54 voor de jeugdversie). De schalen en de items zijn te vinden in de handleiding: https://midsa.us/pdf/MIDSA_clinical_manual.pdf.
MATE Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Meting van Addictie voor Triage en Evaluatie (MATE: Schippers, Broekman, & Buchholz, 2011) heeft als doel het op valide en betrouwbare wijze vaststellen van patiëntkenmerken ten behoeve van het stellen van de indicatie voor zorg en behandeling en ten behoeve van de evaluatie van verleende zorg en behandeling. De MATE richt zich op patiënten met een (mogelijk) verslavingsprobleem, maar bevat onderdelen die evenzeer van toepassing zijn bij niet verslaafde personen in de geestelijke gezondheidszorg. Dat geldt met name voor de MATE-ICN: ICF Core set and Need for care, de factoren die daarop van invloed zijn en de zorgbehoefte. De MATE bestaat uit zelfrapportagevragenlijsten en interviews. Het is een samenvoegsel van bestaande instrumenten zoals de CIDI. Als instrument voor de diagnostiek van verslaving kan men onderdelen van de MATE gebruiken om het gebruik van psychoactieve middelen, de geschiedenis van de verslavingbehandeling en de sterkte van het verlangen naar psychoactieve middelen in kaart te brengen, alsook om de diagnoses afhankelijkheid en misbruik volgens de DSM te stellen (zie mateinfo.eu/dutch). Het meetinstrument heeft drie versies: volwassen (MATE), jeugd (MATE-Y) en zelfrapportage (MATE-Q). Per 1 januari 2015 geldt dat voor het meten van de voortgang van de behandeling (ROM) een keuze gemaakt moet worden uit de volgende instrumenten: -HoNOS; -MATE (verslaafden); -DROS (verstandelijk beperkten). De meting geldt voor alle klinische en ambulante patiënten met uitzondering van de patiënten bij wie de DDBC-hoofdgroep persoonlijkheidsstoornissen, seksuele stoornissen of verdiepingsdiagnostiek is geopend. De verplichting geldt voor alle forensische settingen met uitzondering van RIBW, FO en ambulante begeleiding.
MINI Beoordelingsschalen en Diagnostiek De Mini International Neuropsychiatric Interview (MINI; Sheehan et al., 1998) is een kort diagnostisch gestructureerd interview voor het classificeren van ICD-10 en DSM-IV psychiatrische stoornissen. De MINI focust voornamelijk op huidige stoornissen. Voor elke stoornis sluiten een of twee vragen een diagnose uit bij een negatief antwoord. Beperkingen van de MINI zijn de afwezigheid van een volledige levensloopdiagnose en van subtypes van de psychotische stoornis. Dit instrument staat toe net voldoende informatie te verzamelen om goede klinische conclusies te trekken. Het is daarentegen niet geschikt voor genetische of epidemiologische studies. Het instrument is goed onthaald bij de gedetineerden en genereerde nuttige informatie, maar de duur van de MINI werd als te lang gezien. Daarbij had men twijfels over onnodige doorverwijzingen aangezien geen rekening wordt gehouden met de ernst van de symptomen. Ook onderscheidt de MINI geen geveinsde van waarheidsgetrouwe symptomen en worden cognitieve beperkingen buiten beschouwing gelaten, beide problemen die veelvuldig voorkomen in een forensische populatie. Daarnaast werden sommige modules als te moeilijk bevonden. Deze bevindingen leiden tot de conclusie bij de stafleden van de gevangenis dat de MINI geen aanwinst betekent voor de huidige screening. De update van de MINI voor DSM-5 heeft een vereenvoudigde versie opgeleverd: MINI-S (Hergueta & Weller, 2017; Nederlandse vertaling: Overbeek & Schruers, 2019). Hierbij zijn de afnameduur en de benodigde tijd voor training beperkt. De MINI-S is te gebruiken voor personen vanaf 17 jaar. Voor kinderen en adolescenten van 8-16 jaar is een aangepaste versie in het Engels en Frans beschikbaar: MINI-S KID.
MOAS Beoordelingsschalen en Observatie De Modified Overt Aggression Scale (MOAS; Kay, Wolkenfeld & Murrill, 1988; Nederlandse versie: Buitelaar et al., 2001) is een verbeterde versie van de OAS. De MOAS is ontworpen als een beschrijvend instrument om accuraat en betrouwbaar de verschillende vormen van agressie te meten zoals die voorkomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De MOAS kent dezelfde vier categorieën van agressief gedrag als de OAS: verbale agressie, fysieke agressie tegen voorwerpen, fysieke agressie tegen zichzelf en fysieke agressie tegen anderen. Elke categorie van agressie bevat vier vermeldingen die toenemen in hevigheid. De MOAS dient na elk incident te worden ingevuld door de afdelingspsycholoog op basis van de totale informatie afkomstig van persoonlijke informatie, dagelijkse ‘rondes’, afdelingsrapportages en -overdrachten en andere onderhandelingen met de afdelingsstaf. De MOAS+ is een uitgebreidere versie van de MOAS en meet een extra categorie van agressief gedrag: seksuele agressie. Een ander verschil is dat de MOAS+ een turfsysteem heeft, waarmee de frequentie van incidenten weergegeven wordt.
MSI Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Multiphasic Sex Inventory (MSI, Nichols & Molinder, 1984) is een zelfbeoordelingsvragenlijst die psychoseksuele kenmerken van plegers van seksueel misbruik in kaart brengt voor evaluatie en behandeling. De meest recente versie (MSI II) bestaat uit 21 hoofdschalen, ondergebracht in de volgende vier subtests: • Parafilieën, i.c. seksuele deviantie, over seksueel gedrag met zowel gerechtelijke, culturele als klinische implicaties (zoals pedofilie). • Parafilieën, i.c. atypical sexual outlet, over seksueel gedrag met zowel culturele als klinische, maar zonder gerechtelijke implicaties (zoals fetisjisme). • Overige seksuele subtests en schalen, over seksueel gedrag zonder gerechtelijke gevolgen en klinisch alleen van betekenis als de betrokkene zelf het als een probleem ervaart (zoals een seksuele functiestoornis). • ‘Validity subtest’, zeven schalen om te controleren op leugens en sociale wenselijkheid.
OSAG Beoordelingsschalen en Observatie De Observatie Schaal voor Agressief gedrag (OSAG; Hornsveld, 2006) is bedoeld voor de evaluatie van klinische behandelprogramma’s die zich richten op afname van agressief gedrag en op toename van sociaal competent gedrag. De OSAG lijkt een veelbelovend instrument voor het observeren van agressief en sociaal gedrag bij klinische forensisch psychiatrische patiënten met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De OSAG bestaat uit veertig items en omvat de subschalen irritatie/boosheid, angst/somberheid, agressief gedrag, aanleiding, sanctie en sociaal gedrag. De afdelingsstaf vult de schaal in op basis van het gedrag in de voorafgaande week. Voor invulling van de OSAG is een gebruikers-vriendelijk computerprogramma ontwikkeld.
ROPI Beoordelingsschalen De Recovery Oriented Practices Index (ROPI; Mancini & Finnerty, 2005) is een instrument waarmee kan worden nagegaan in hoeverre een organisatie op koers ligt als het gaat om herstelondersteunende zorg. Er zijn versies voor verblijfsafdelingen, instellingen voor beschermd wonen / begeleid zelfstandig wonen en ambulante behandelteams. De uitkomsten kunnen handvatten bieden bij het opstellen van verbeterplannen voor de implementatie van herstelondersteunende zorg. De ROPI bestaat uit interviews met medewerkers, een cliëntenpanel en inzage van documenten. De ROPI is opgebouwd uit acht dimensies van herstelondersteunende zorg: 1. tegemoet komen aan basale zorgbehoeftes 2. breed aanbod van diensten 3. sociale contacten en participatie 4. medezeggenschap en participatiemogelijkheden 5. zorg gebaseerd op de mogelijkheden van de cliënt 6. cliëntgerichtheid en keuzemogelijkheden 7. zelfbepaling van de cliënt 8. focus op herstel en ervaringsdeskundigheid De ROPI meet geen uitkomsten op cliëntniveau. Daarvoor kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de Nederlandse Empowermentslijst (NEL), ontwikkeld door het Trimbos-instituut (Boevink, Kroon & Giesen, 2009). Evenmin is de ROPI geschikt om de individuele herstelprocessen van cliënten te ondersteunen. Daarvoor kan worden verwezen naar 'herstelactiviteiten' en cursussen voor cliënten ('herstellen doe je zelf', herstelwerkgroepen, etc.), of naar methodische benaderingen, zoals het Strengths Model. Voor meer informatie zie: http://assets-ti.e-dev.nl/docs/0b5b983d-146f-4349-b246-d8e0ecde51bc.pdf
RS-NL Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Resilience Scale-Nederlandse versie (RS-NL; Portzky, 2008 ) bestaat uit 25 items die moeten worden beantwoord op een 4-punts schaal. Dit leidt tot een normscore in decielen. Resilience, ofwel mentale veerkracht kan worden omschreven als je persoonlijkheidstrek die mensen in staat stelt de negatieve effecten van spanning te matigen en te verzachten. Mentale veerkracht is het vermogen dat ten grondslag ligt aan copingvaardigheden en wordt in verband gebracht met zelfvertrouwen, zelfwaardering, vermogen controle uit te oefenen op de omgeving of zich aan te passen aan de omgeving (adaptieve vaardigheden). Doelgroep: vanaf 16 jaar
SDAS Beoordelingsschalen en Observatie De Social Dysfunction and Aggression Scale (SDAS; Wistedt et al., 1990, Nederlandse vertaling; Van der Werf, 1997) meet de mate van agressiviteit van patiënten. De SDAS is ontwikkeld in 1990 als schaal voor gebruik binnen klinische afdelingen met middellange tot lange gemiddelde verblijfsduur en voor alle psychiatrische patiënten. Het is een gedrags-observatieschaal waarmee niet zozeer afzonderlijke agressieve-incidenten, maar de mate van agressiviteit over een beoordelingsperiode van een week in kaart worden gebracht. Er zijn 11 items, waarvan twee items naar binnengerichte agressie meten en negen items naar buitengerichte agressie meten. Doelgroep: Forensisch, niet-forensisch, klinisch, ambulant, algemeen geweld Methode: Actuarieel
SEO-R Beoordelingsschalen De Experimentele Schaal voor Emotionele Ontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking-Revised (SEO-R; Claes & Verduyn, 2011) maakt een inschatting van de emotionele ontwikkeling bij iemand met een verstandelijke beperking. De SEO-R is opgebouwd uit dertien schalen die de verschillende sociaal-emotionele ontwikkelingsdomeinen representeren, te weten: omgang met eigen lichaam, omgang met andere volwassenen, beleving van zichzelf, ontwikkelen van objectpermanentie, angsten, omgang met leeftijdsgenoten, omgang met materiaal, verbale communicatie, affectdifferentiatie, agressieregulatie, omgaan met vrije tijd, morele ontwikkeling en emotieregulatie. Doelgroep: kinderen, jongeren en volwassenen Ontwikkeld door prof. dr. Anton Došen en bewerkt door Lien Claes en Anne Verduyn, december 2011.
SIDP-IV Beoordelingsschalen, Persoonlijkheid en Diagnostiek De Structured Interview for DSM Personality Disorders (SIDP-IV; Pfohl, Blum & Zimmerman, 1995) is gebaseerd op diens voorlopers (SIDP voor DSM-III en SIDP-R voor DSM-III-R) die over goede psychometrische kenmerken bleken te beschikken. De Nederlandse vertaling van de SIDP-IV is van De Jong et al. (1996). De SIDP-IV omvat tien secties, betrekking hebbend op verschillende levensgebieden (activiteiten en belangstelling, werk, relaties, sociale contacten, emoties, observaties, zelfpercepties, kijk op anderen, stress en boosheid en sociale conformiteit). De interviewvragen zijn geordend op basis van de secties en niet op basis van de persoonlijkheidsstoornissen. Wel staat bij elke vraag het betreffende DSM-IV criterium dat gemeten wordt.
SOAS-R Beoordelingsschalen en Observatie De Staff Observation Aggression Scale Revised (SOAS-R; Nijman et al., 1999) is een agressieregistratie-instrument die de aard, ernst en frequentie van incidenten in kaart brengt. Het meet verbaal, fysiek en destructief agressief gedrag bij patiënten in een intramurale setting. De SOAS-R is een Nederlandse versie van de SOAS, waaraan enkele items over agressie tegen zichzelf zijn toegevoegd. Zo is aan de rubriek Doelwit van de agressie ‘patiënt zelf’ toegevoegd en aan de rubriek Maatregelen om de agressie te stoppen ‘separatie (deur op slot)’, ‘fixatie’ en ‘andere maatregelen’ toegevoegd. Doelgroep: Forensisch, niet-forensisch, klinisch, ambulant, algemeen geweld. Er is een speciale versie voor de verstandelijk gehandicaptenzorg. Methode: Actuarieel
SORM Beoordelingsschalen en Risicotaxatie De Structured Outcome assessment and community Risk Monitoring (SORM; Grann et al., 2005; Nederlandstalige versie Hilterman & Bouman, 2004) is ontwikkeld voor gebruik bij gestructureerde effectevaluatie en risicomonitoring. De SORM bestaat uit dertig dynamische items en elk item wordt twee maal beoordeeld. Eerst wordt elk item gescoord op de aan- of afwezigheid van een specifieke individuele contextuele factor, ten tweede wordt voor elke item een evaluatie gemaakt die is genoemd ‘effectevaluatie’ voor de SORM/effectmeting en risico-effect voor de SORM/risicomonitoring. Hierbij gaat de beoordelaar na wat volgens hem of haar de invloed is van de aan- of afwezigheid van de specifieke omstandigheid op het effect of op het risico op recidive. De dertig items zijn verdeeld over zes domeinen, waaronder Sociaal netwerk, Klinische factoren en Subjectieve waardering. Dit instrument is speciaal ontwikkeld voor management van risicofactoren en behandeleffecten bij forensische patiënten die in de samenleving verblijven.
SRZ-P Beoordelingsschalen De Sociale Redzaamheidschaal voor Zwakzinnigen-Plus (SRZ-P; Kraijer & Kema, 1994 ) meet het sociaal aanpassingsvermogen. De SRZ-P is bedoeld voor personen met een verstandelijke handicap, van (ruim) matig zwakzinnig t/m licht zwakzinnig/zwakbegaafd, vanaf 12 jaar
STM-lijst Beoordelingsschalen en Observatie De Observatielijst voor SocioTherapeutisch Medewerkers (STM-lijst; Brand & Nijman, 2007) beoogt onder andere sociale vaardigheden, coöperatie, zelfredzaamheid en copingvaardigheden van forensisch psychiatrische patiënten te meten. Brand & Nijman (2007) onderzochten deze lijst voor sociotherapeuten of groepsleiders op grond van metingen verricht in het voormalige Meijersinstituut, een instituut voor TBS-selectie, n = 556 en in FPC De Kijvelanden, n = 100.
ToM test Beoordelingsschalen en Diagnostiek De Theory of Mind test (ToM test; Steerneman et al., 2000) meet perceptie en imitatie, emotieherkenning, doen-alsof, onderkennen van verschil tussen mentale en fysische wereld, denken over iets (first order beliefs), denken over denken (second order beliefs) en bedrog en misleiding (false beliefs) en humor. Er zijn normen voor kinderen met en zonder ontwikkelingsstoornissen. Doelgroep: Kinderen van 5-12 jaar. Voor meer informatie zie ook: http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/23/643.dWl0Z2VicmVpZD0x.html
TRF Beoordelingsschalen De vragenlijst is een bewerking van de Teacher's Report Form (TRF; Achenbach, 1991). De Gedragsvragenlijst voor kinderen, Informatie Leerkracht (TRF, Teacher’s Report Form for Ages 6-18; Verhulst et al., 1997) is een vragenlijst waarop leerkrachten vragen kunnen beantwoorden over schoolwerk, functioneren en emotionele en gedragsproblemen. Ook kunnen leerkrachten scores op schoolvorderingstoetsen en intelligentietests vermelden. De TRF omvat 118 probleemvragen waarvan 93 ook op de CBCL/6-18 voorkomen. De andere vragen gaan over gedrag dat ouders niet goed kunnen waarnemen, zoals: vindt het moeilijk om aanwijzingen op te volgen, stoort andere leerlingen, veroorzaakt onrust in de klas. Leerkrachten kunnen aangeven hoe goed een vraag bij een leerling past in de afgelopen twee maanden met dezelfde antwoordcategorieën als voor de CBCL/4-18. De TRF omvat de schalen Schoolresultaten, Functioneren en empirische en DSM-schalen met dezelfde betekenis als op de CBCL/6-18. Zie ook: http://www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Instrumenten-en-Richtlijnen/Teachers-Report-Form-(TRF)
Vineland-Z Beoordelingsschalen Doel van de Vineland-Z (Bildt & Kraijer, 2003) is een beeld te krijgen van de sociale redzaamheid van kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking. De Vineland-Z is een open interview met in totaal 225 items. Het interview beslaat drie subdomeinen: communicatie, dagelijkse vaardigheden en socialisatie. De Vineland-Z is een vertaling en sterke inkorting van de Vineland Adaptive Behavior Scales (VABS), ontwikkeld in 1984 in de Verenigde Staten. Doelgroep: jeugdigen van 4 tot 18 jaar met een verstandelijke beperking. Zie ook: http://www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Instrumenten-en-Richtlijnen/Vineland-Z