Instrumentendatabank

De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is.

COTAN-beoordelingen

Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.

Naam Categorie Omschrijving
ACUTE (Static Stable Acute) Risicotaxatie De ACUTE-2007 (Hanson & Harris, 2012; Nederlandse vertaling: Koch, Van den Berg & Smid, 2014) helpt bij het stellen van prioriteiten in het toezicht op en de begeleiding van plegers van zedendelicten. In de scorehandleiding staan voorbeelden van gedragsobservaties en vragen die tijdens het contact met de pleger aan bod kunnen komen. De scores op de items worden opgeteld en geven een indicatie voor de benodigde intensiteit van de begeleiding en het toezicht. Het instrument wordt gebruikt in combinatie met de STATIC-99R en de STABLE-2007. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de items van de ACUTE-2007 samenhangen met seksuele en algemene recidive.
ARMIDILO Risicotaxatie De Assessment of Risk and Manageability for Individuals with Developmental and Intellectual Limitations who Offend (ARMIDILO; Boer, Tough & Haaven, 2007) wordt gebruikt voor het inschatten van het risico op seksueel geweld. De ARMIDILO is deels gebaseerd op twee lijsten van Hanson en Harris: de STABLE en de SONAR. De ARMIDILO bevat klinische items voor zowel de omgeving als de cliënt, meer langer durende risicofactoren (bijvoorbeeld impulsiviteit) en onmiddellijk om aandacht vragende risicofactoren (bijvoorbeeld wegvallen van steunfiguur voor cliënt). Doelgroep: Forensisch, klinisch, specifiek ontwikkeld voor verstandelijk beperkten. Methode: Gestructureerd professioneel oordeel
B-SAFER Risicotaxatie De Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk (B-SAFER; Kropp et al., 2005) is een instrument voor het inschatten van het risico op huiselijk geweld. De B-SAFER bevat 10 risicofactoren die onderverdeeld zijn in twee secties. Sectie I bevat vijf risicofactoren die gerelateerd zijn aan het verleden van de dader wat betreft relationeel geweld (ernstig lichamelijk/seksueel geweld, gewelddadige dreigementen of gedachten, escalatie, schending van voorwaarden of toezicht, negatieve opvattingen over huiselijk geweld), en sectie II bevat vijf risicofactoren die gerelateerd zijn aan de daders geschiedenis van psychologisch en sociaal functioneren (andere ernstige delicten, relatieproblemen, problemen m.b.t. werk en/of financiën, middelenmisbruik, psychische stoornis). Deze risicofactoren worden gescoord voor het afgelopen jaar en voor het verleden (langer dan een jaar geleden). De items worden gescoord op een driepuntsschaal. (bron: De Ruiter, 2011) Doelgroep: Forensisch, niet-forensisch, huiselijk/relationeel geweld, ambulant, klinisch Methode: Gestructureerd professioneel oordeel Er is een voorlopige Nederlandse vertaling (De Ruiter, 2007), ontwikkeld voor de reclassering. Zie ook: http://www.svg.nl/uploaded/downloads/factsheet_b_safer_voor_opdrachtgevers_3ro.PDF
BVC Risicotaxatie De Brochet Violence Checklist –Broset Violence Checklist (BVC; Almvik & Woods,1998, 1999, 2000) is een korte vragenlijst van 6 items voor de voorspelling van gewelddadig gedrag in de komende 24 uur van psychiatrische patiënten (dus niet specifiek de forensisch-psychiatrische setting). Het is dus een predictie-instrument en risicotaxatie-instrument voor de zeer korte termijn. Invullen van de lijst (door stafleden die de patiënt in de dagelijkse omgang meemaken zoals sociotherapeuten) kost nog geen vijf minuten en er is geen interview voor nodig (het kan op basis van de bestaande, beschikbare informatie).
CARE-NL Risicotaxatie De Child Abuse Risk Evaluation-Nederland (CARE-NL; Ruiter & Jong, 2005) is een instrument om een inschatting te maken van het risico dat ouders hebben om hun kind te mishandelen. De CARE-NL is een bewerking en uitbreiding van het Canadese 'Child Abuse Risk Evaluation' (Agar & Fraser, jaartal onbekend). De oorspronkelijke CARE is aangevuld op basis van recente empirische literatuur over risicofactoren voor alle vormen van kindermishandeling. Aan de Nederlandse versie zijn specifiek risicofactoren voor seksueel misbruik toegevoegd, zodat het bruikbaar is voor risicotaxatie van alle typen kindermishandeling (Ruiter & Jong, 2005). De lijst bestaat uit achttien items verdeeld over vier subschalen: ouderlijke factoren, ouder-kind factoren, kindfactoren en gezinsfactoren. Ook is er een risicofactor (nummer 18) die alleen van toepassing is in gevallen van (een vermoeden van) seksueel kindermisbruik. Items worden gescoord op een driepuntsschaal. 'Ja' betekent een duidelijke aanwezigheid van de risicofactor, '?' betekent een mogelijke of gedeeltelijke aanwezigheid van de risicofactor en 'Nee' betekent niet aanwezig. Het eindoordeel wordt ook aangegeven op een driepuntsschaal: hoog-matig-laag. Voor verdere informatie zie: http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/23/555.dWl0Z2VicmVpZD0x.html. Sinds 2021 is de CARE-V2, de opvolger van de CARE-NL, beschikbaar. Over de CARE-V2 zijn nog geen publicaties verschenen.
CIDRRI Risicotaxatie De Clinical Inventory of Reoffending Risk Indicators (CIDDRI; Philipse, 2005) is een instrument dat werd ontworpen op grond van wat clinici in tbs-klinieken relevante dynamische factoren (items) vonden om behandelresultaat mee te karakteriseren en het recidiverisico (latere recidive) mee te voorspellen. In het kort, er werden begrijpelijke en logische dynamische items gevonden die een inzichtelijke factorstructuur opleverden.
DASA-IPV Risicotaxatie De Dynamic Appraisal of Situational Aggression, Inpatient Version (hierna DASA-IPV; Daffern, i.v.; Daffern & Howells, 2002; Daffern, Mayer & Martin, 2003) is te vergelijken met de Brochet Violence Checklist (hierna BVC). Het gaat om de voorspelling van op korte termijn te verwachten agressief gedrag door een (forensisch) psychiatrische patiënt. Voor zover het geen forensische psychiatrie is, gaat het dan met name om psychiatrische patiënten die opgenomen zijn op een acute afdeling. Het instrument kan gezien worden als een verdere ontwikkeling van de BVC. Ook in de DASA gaat het om de voorspelling van agressie (agressief gedrag) van een (forensisch) psychiatrische patiënt (vooral voor psychiatrische patiënten, opgenomen op een acute afdeling) in de komende 24 uur.
FAM Risicotaxatie De Female Additional Manual (FAM; De Vogel, De Vries Robbé, Van Kalmthout, & Place, 2011) is een aanvulling op de HCR-20/HCR-20:V3 (of HKT-30) en is bedoeld voor een adequate inschatting van het risico op gewelddadig gedrag door vrouwen. Hierdoor kan een beter afgestemd risicomanagement en een beter afgestemde behandeling aan vrouwen geboden worden. De FAM meet negen specifieke risicofactoren voor vrouwen (vijf historische items, twee klinische items en twee risicohanterings items). Het instrument is ontwikkeld in de Van der Hoeven Kliniek.
FARE Risicotaxatie De Forensische Ambulante Risico Evaluatie (FARE; Van Horn et al., 2016) is een risicotaxatie-instrument waarmee op basis van de uitkomsten een actuariële inschatting gemaakt kan worden van het recidiverisico, met de mogelijkheid om op basis van een gefundeerd klinisch oordeel tot een andere beoordeling van het recidiverisico te komen (klinische aanpassing). De uitkomsten informeren de taxateur en behandelaars over welke risicofactoren en eventueel beschermende factoren van belang zijn om het recidiverisico te verminderen. In het kader van Routine Outcome Monitoring zijn de dynamische risicofactoren van de FARE geschikt om de behandelvoortgang (progressie, stagnaties en achteruitgang) van patiënten in forensische poliklinische behandeling periodiek te meten. De ROM-resultaten kunnen als feedback worden ingebracht tijdens de therapeutische gesprekken. De FARE wordt op dit moment in verschillende forensische poliklinieken geïmplementeerd, zowel ten behoeve van door KFZ gefinancierd onderzoek als ten behoeve van de behandeling en behandelevaluatie. Het instrument is zowel door SBG als het ministerie van Justitie en Veiligheid toegevoegd als ROM instrument voor de instellingen die deelnemen aan het onderzoek.
FOTRES Beoordelingsschalen en Risicotaxatie De Forensisches Operationalisiertes Therapie-Risiko-Evaluations-System (FOTRES; Urbaniok, 2004) is een systeem dat risicoaspecten, maar ook (te verwachten) therapie-effecten in kaart kan brengen en kan evalueren. Het indiceert naast het structurele terugvalrisico ook de veranderbaarheid van een justitiabele. Kenmerkend voor het systeem is de mogelijkheid op verschillende tijdstippen gesimuleerde invrijheidstellingen te scoren. Men taxeert dan het actuele risico als men iemand op dat moment in vrijheid zou stellen. Actuele behandelresultaten en niet direct bij de behandeling betrokken variabelen die wel van invloed zijn op het recidiverisico worden meegewogen. Dit laatste is uniek. Uniek is ook dat men het systeem kan gebruiken als een patiëntvolgsysteem, dat vanaf de initiële pro-justitia rapportage periodiek metingen kan verrichten, zowel voor, tijdens als na een behandeling. De FOTRES bestaat uit circa 650 items verdeeld over de vier modules: structureel recidiverisico, beïnvloedbaarheid, therapie‐evaluatie en voorspelling van therapie‐effect. Een volledige casus bestaat doorgaans uit 350‐400 items, afhankelijk van het aantal probleemgebieden die de expert van belang acht. Het instrument stelt de clinicus als gebruiker diverse vragen over de individuele casus die gewaardeerd moeten worden op aanwezigheid of ernst met een getal van 0 (niet aanwezig/zeer gering) tot 4 (zeer sterk aanwezig). De scores van de aparte probleemdomeinen en kenmerken tezamen genereren een eindscore per module. Alle scores worden wederom op een schaal van 0 tot 4 weergegeven.
FSNA Risicotaxatie De Forensisch Sociale Netwerk Analyse (FSNA; Pomp, Spreen, Bogaerts & Völker, 2010) is een methodiek om op een gestructureerde wijze het persoonlijke netwerk van een tbs-patiënt in kaart te brengen en te analyseren in het kader van resocialisatiemogelijkheden. Het maatschappelijk werk heeft een essentiële taak in het onderzoek van het externe netwerk. Met behulp van de FSNA methodiek wordt per casus geanalyseerd welke rol persoonlijke relaties en sociale situaties ten tijde van het delict, de behandeling en de toekomstige netwerkomgeving hebben (Pomp & Bogaerts, 2008). Uitgangspunt van de analyse is dat een (toekomstig) delict niet kan worden losgezien van de situationele context van de patiënt. De FSNA omvat een dossierstudie en semigestructureerd interviews met de patiënt en een selectie van zijn netwerkleden. Het betrekken van netwerkleden wordt in de FSNA als een essentieel onderdeel gezien. De uitkomsten van FSNA onderzoek worden gebruikt om te proberen te voorspellen in hoeverre de patiënt mogelijk in risicovolle situaties terechtkomt tijdens verlofsituaties en na de beëindiging van de tbs
HCR-20 Risicotaxatie De HCR-20V3 is de vernieuwde versie van de HCR-20V2 (en daarvoor de HCR-20), bedoeld voor het inschatten van het risico van toekomstig gewelddadig gedrag bij personen vanaf 18 jaar voor wie daar een klinische of juridische noodzaak toe bestaat. Vaak gaat het om personen die in behandeling zijn of komen bij een (forensisch) psychiatrische instelling of de verslavingszorg, die verblijven in het gevangeniswezen, die pro Justitia worden onderzocht, die ambulant worden behandeld of die begeleid worden door de reclassering. De HCR-20V3 kan gebruikt worden bij het nemen van beslissingen over bijvoorbeeld het benodigde beveiligingsniveau, behandelindicatie, verlof of beëindiging van behandeling. Daarnaast kan de HCR-20V3 van waarde zijn als richtlijn bij het bepalen van behandeldoelen en gebruikt worden als instrument om vooruitgang in behandeling te evalueren. De handleiding van de HCR20V3 is online te vinden: https://dfzs.nl/files/HCR-20v3_(compleet).pdf
HCR-20:V3 Risicotaxatie De Historical, Clinical, Risk Management (Version 3) (HCR-20:V3; Douglas et al., 2013; Nederlandse vertaling: De Vogel et al., 2013) is de vernieuwde versie van de HCR-20 en bedoeld voor het inschatten van het risico op toekomstig gewelddadig gedrag. De nieuwe HCR-20:V3 is ontwikkeld op basis van nieuwe onderzoeksresultaten en inzichten op het gebied van (het inschatten van het risico op) geweld, op basis van feedback op de HCR-20 van gebruikers wereldwijd en naar aanleiding van internationale pilot studies met de HCR-20:V3 pilot version (o.a. in Canada, Zweden, Duitsland en Nederland). Ten opzichte van de HCR-20 is de wetenschappelijke onderbouwing van de items verbeterd en ook uitgebreider. Tevens bevat het instrument meer richtlijnen voor gebruik in de praktijk. Het instrument is daarnaast meer dynamisch en breder inzetbaar dan louter voor inschatting van risico's (behandelevaluatie/ROM, slachtoffer veiligheid). Er is tevens meer aandacht voor theoretische onderbouwing (RNR model als theoretische basis). Voor meer informatie zie: https://www.deforensischezorgspecialisten.nl/files/Factsheet_HCR-20v3_NL._final_A4.pdf
HKT-30 Risicotaxatie De Historisch Klinisch Toekomst-30 (HKT-30) is een risicotaxatie-instrument in ontwikkeling. In januari 2003 werd de huidige versie uitgebracht door de Werkgroep Risicotaxatie Forensische Psychiatrie (2003), de eerste (vrijwel gelijke) versie is van de Werkgroep Pilotstudy Risicotaxatie Forensische Psychiatrie (2002). De 30 items van de HKT-30 beslaan drie domeinen: • historische en statische indicatoren (11 items); • klinische en dynamische indicatoren (13 items); • toekomstige situatieve indicatoren (6 items). De items zijn gekozen door een Nederlandse werkgroep op basis van hun belang zoals dat blijkt uit onderzoek, literatuur en ervaring. De items worden gescoord als 0, 1, 2, 3 of 4. De totaalscore kan dan ook 120 zijn. Een niet-crimineel persoon zal maximaal rond de 10 scoren. Wat een bepaalde score betekent kan alleen door empirische validering worden vastgesteld. Totaal- of subscoreverschillen van bijvoorbeeld 10 punten kunnen afhankelijk van de hoogte een verschillende betekenis hebben. Een verschil tussen 90 en 100 kan een andere betekenis hebben dan dat tussen 20 en 30. De ‘middelste score’ tussen 0 en 120 is 60, maar of het gemiddelde van bijvoorbeeld tbs-patiënten 60 is, is maar de vraag. Dat kan heel goed in de orde van 30, 40, 50, 60 of 70 zijn. Medio 2013 is er een nieuwe versie van de HKT-30 gepresenteerd; de HKT-R (zie HKT-R).
HKT-R Risicotaxatie Medio 2013 is de Historische, Klinische en Toekomstige-Revisie (HKT-R; Spreen, Brand, Ter Horst, & Bogaerts, 2013) gepresenteerd. In deze herziene versie van de HKT-30 is een aantal items toegevoegd, afgeschreven of in benaming gewijzigd om tot een meer genuanceerd beeld te komen van de patiënt. Hiertoe is ook de score-toekenning van een 3-puntsschaal gewijzigd naar een 5-puntsschaal (respectievelijk laag, laag-matig, matig, matig-hoog, hoog). Het belangrijkste doel van de HKT-R is het verbeteren van de bruikbaarheid voor de klinische praktijk, zoals het bieden van richtlijnen voor risicomanagement en behandelevaluatie. Daarnaast tracht de HKT-R zowel op individueel- als groepsniveau een verbetering te creëren in de predictieve validiteit voor recidive. De HKT-R bestaat uit 33 indicatoren: - 12 historische indicatoren die betrekking hebben op de levensgeschiedenis van de patiënt tot aan de arrestatie voor het huidige tbs-indexdelict; - 14 klinische indicatoren die betrekking hebben op het gedrag van de patiënt in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum waarop de taxatie verricht wordt; - 7 toekomstige indicatoren die betrekking hebben op de inschatting van de risico’s die zich voor kunnen doen wanneer wordt overgegaan tot verlof, uitbreiding van verlof, doorstroom naar een vervolginstelling en/of wanneer een patiënt per direct zonder toezicht in de maatschappij gaat functioneren.
J-SOAP D Beoordelingsschalen en Risicotaxatie Voor jeugdige zedendelinquenten is een specifiek risicotaxatie-instrument ontwikkeld, de Juvenile Sex Offender Assessment Protocol (J-SOAP; Prentky & Righthand, 2003). De J-SOAP-Dutch versie III (J-SOAP D; Bullens, Van Horn, Van Eck, Bullens, & Hendriks, 2014) kan door getrainde professionals worden gebruikt om het risico op seksueel delictgedrag in te schatten bij jongeren van 12 tot 18 jaar die minstens één hands-on zedendelict hebben gepleegd. Eerdere versies van de J-SOAP D zijn in 2005 (versie I) en 2012 (versie II) verschenen. De eerste versie bestaat uit 28 items, verdeeld over vier schalen. De eerste twee schalen meten statische factoren en bevatten items die te maken hebben met seksuele drift/preoccupatie en impulsiviteit/antisociaal gedrag. De andere twee schalen meten dynamische factoren en zijn gerelateerd aan interventies en aanpassing aan de samenleving. De scores worden ingevuld aan de hand van een driepuntsschaal (0 is duidelijke afwezigheid en 2 is duidelijke aanwezigheid van de risicofactor). Scores worden verkregen door optelling van de items van de vier schalen en optelling van alle scores voor een totale J-SOAP score. Het risico wordt berekend door de score per schaal te delen met de maximale score, leidend tot een percentage.
LS/CMI Risicotaxatie De Level of Service/Case Management Inventory (LS/CMI; Andrews, Bonta, & Wormith, 2004; Nederlandse vertaling: Bouman & Wismeyer, 2011) is een risicotaxatie-instrument die de risicofactoren en behoeften vaststelt in oudere adolescenten en volwassen daders. De LS/CMI is ook een volledig functionerende case management tool. De LS/CMI biedt alle hulp die nodig is om professionals te helpen bij de planning van de behandeling en het management van daders in correctionele settings. Daarnaast bestaat er ook een versie voor jeugdige delinquenten, namelijk de Youth Level of Service/Case Management Inventory (YLS/CMI; Hoge & Andrews, 2002; Nederlandse bewerking: De Ruiter & Hildebrand, 2009).
LSI-R Risicotaxatie De Level of Service Inventory-Revised (LSI-R; Andrews & Bonta, 1995; Nederlandse conceptvertaling: Lammers & Philipse, 2003) wordt gebruikt voor het voorspellen van recidive. De doelgroep is forensisch: ontwikkeld voor een ambulante setting. Verder is de methode een gestructureerd professioneel oordeel. De LSI-R bevat 54 items verdeeld over tien schalen: 1. Criminal History (10 items); 2. Education/Employment (10 items); 3. Financial (2 items); 4. Family/Marital (4 items); 5. Accommodation (3 items); 6. Leisure/Recreation (2 items); 7. Companions (5 items); 8. Alcohol/Drug Problems (9 items); 9. Emotional/Personal (5 items); 10. Attitudes/Orientation (4 items). De antwoorden op de items worden opgeteld en dit bepaalt de eindscore. De opvolger van de LSI-R is de LS/CMI (https://kennisdatabank.efp.nl/instrumenten/lscmi).
ODARA Risicotaxatie De Ontario Domestic Assault Risk Assessment (ODARA, Hilton et al., 2004; Nederlandse versie; Winkelman, et al.) betreft een risicotaxatie-instrument inzake huiselijk geweld, van mannen jegens vrouwen. Allerlei mogelijke predictoren (eventueel te verwachten predicerende items) werden geselecteerd en beproefd op een steekproef van 589 delinquenten die delicten inzake huiselijk geweld begingen, gevonden op basis van politieverslagen (processen-verbaal). Er was een follow-up van 5 jaar (Hilton et al, 2004). Persoonskenmerken, voorgeschiedenis van huiselijk geweld, delinquentie anders dan huiselijk geweld, relatievariabelen, slachtoffer gerelateerde variabelen en het index-delict werden geïnventariseerd en er resulteerde een instrument van 13 eenvoudig te scoren items, die gescoord kunnen worden op basis van een interview met het slachtoffer.
RAF-GGZ Risicotaxatie De Risicotaxatie-instrument Ambulante Forensische GGZ (RAF-GGZ, voorheen de Waagschaal; Van Horn, Wilpert, Eisenberg, Scholing, & Mulder, 2012) is ontwikkeld door de Waag en is één van de weinige risicotaxatie-instrumenten voor de ambulante forensische zorg in Nederland. Het is een checklist waarmee je het risico op herhaling van delictgedrag van een cliënt kunt inschatten.
RISc Risicotaxatie De Recidive Inschattingsschalen (RISc; Adviesbureau Van Montfoort & Reclassering Nederland, 2004) is een al gedetailleerd uitgewerkt risicotaxatie-instrument. De RISc wordt gebruikt door de reclassering. De RISc is opgebouwd uit drie onderdelen, ook wordt wel van niveaus gesproken: 1 basisdiagnostiek, 2 verdiepingsdiagnostiek en 3 indicatiestelling voor een interventie. Er worden 12 criminogene factoren onderzocht waaronder denkpatronen. Om een risicotaxatie uit te voeren hoort kennis genomen te worden van het dossier, is er minstens een gesprek met de (ex-)delinquent en wordt aan hem/haar zelfrapportage gevraagd. Dan volgt scoring en profiel waarna collegiaal overleg kan plaatsvinden, gevolgd door eventuele verdiepingsdiagnostiek, alles tezamen resulterend in een samenvattend beeld. Daarna kan wederom collegiaal overleg plaatsvinden, en eventueel een indicatie gesteld worden Het goede en al redelijk ver ontwikkelde aan de RISc is dat het instrument geen verzameling items is, maar een combinatie van schalen (13 subschalen), waarbij elke schaal bestaat uit een aantal items (in totaal 75 items). De per item resulterende score (0, 1 of 2) worden opgeteld tot een ruwe score per schaal die wordt omgezet in een standaardscore. De lijst is veelbelovend door de directe link met te nemen maatregelen. Zie ook: http://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Instrumenten/Zoek-een-instrument/Recidive-Inschattings-Schalen-(RISc)
RIVJU Risicotaxatie RIsicotaxatie Verslaafde JUstitiabelen (RIVJU; Lammers et al, 2012; Lammers, Kokkelink, De Haan & Nijman, 2015) is een checklist die als oogmerk heeft om voor verslaafde justitiabelen de kans op recidive in delictgedrag in te schatten. De RIVJU is ontwikkeld op basis van de empirische literatuur over verslaving en (herhaling van) delictgedrag (Lammers et al., 2014). Het gaat dus om een nieuw risicotaxatie-instrument, dat een aanvulling vormt op bestaande instrumenten, specifiek voor forensische cliënten die kampen met ernstig middelengebruik of verslavingsproblematiek. Het instrument moet er aan bijdragen dat risicofactoren voor toekomstig delictgedrag als gevolg van middelengebruik en/of verslaving beter worden opgespoord en behandeld. Hierdoor kunnen delictrecidives, zoals verwervingscriminaliteit en huiselijk of ander geweld ten gevolge van middelengebruik worden gereduceerd. De RIVJU is werk in uitvoering, het gaat om een conceptchecklist waarvan de validiteit en betrouwbaarheid nog nader moeten worden onderzocht.
RM2000/S Risicotaxatie De Risk Matrix 2000 / Sex offender version (RM2000/S; Thornton et al., 2003) is de vernieuwde versie van de SACJ-Min (Structured Anchored Clinical Judgement-Minimum). De RM2000/S heeft dezelfde stapsgewijze opbouw als de SACJ-Min, maar het eerste deel bevat nog maar drie items: leeftijd, eerdere seksuele en algemene delicten. Op grond van de scores op deze drie items valt de pleger in een van de vier risicocategorieën. Aan de hand van de scores op vier extra items (over slachtofferkenmerken, eventuele hands-off delicten en relationele geschiedenis) kan een pleger nog een of twee risicocategorieën stijgen. De coderingsregels van de RM2000/S zijn vrij toegankelijk, maar niet in een Nederlandse vertaling beschikbaar (Thornton et al., 2003).
RMD - Risicotaxatie Methode Dreigteksten Risicotaxatie De RMD is een ondersteunende methodiek om digitale en handgeschreven teksten te analyseren op taalkenmerken en op deceptie en zij valt daarmee onder de risicotaxatie-instrumenten. Voor de tekstanalyse wordt zowel gebruik gemaakt van de psycholinguïstiek als van de forensische linguïstiek. Onder psycholinguïstiek wordt verstaan: inhoudswoorden en emotiewoorden die betekenis geven aan een tekst. Met psycholinguïstiek kunnen mentale processen, die de basis vormen van taalgedrag, beter in beeld worden gebracht. Onder forensische linguïstiek wordt verstaan stilistische kenmerken, zoals schrifttekens en functiewoorden. Met forensische linguïstiek kan het auteurschap beter worden bepaald door teksten van dezelfde auteur met elkaar te vergelijken. De RMD is bedoeld voor rechters en officieren van justitie die de kennis van het instrument kunnen benutten voor de rechtsgang. Daarnaast is de RMD bedoeld voor forensisch linguïsten, criminologen, forensisch psychologen en inlichtingendiensten die de methodiek willen inzetten voor onderzoek. De RMD kan ook ingezet worden voor studiedoeleinden van communicatie in de rechtsgang of geschreven taal van het recht. De RMD omvat een beoordelingsprocedure waarbij in 9 stappen wordt toegelicht hoe je een tekst analyseert aan de hand van 18 kenmerken van een tekst, en tot een eindoordeel komt. Afhankelijk van de vraagstelling en/of het doel volg je een deel van de stappen 1 t/m 6 (tekstanalyse) of alle stappen 1 t/m 9 (tekstanalyse + advies). De beoordeling vindt in principe plaats op vier domeinen (inhoudswoorden, emotiewoorden, functiewoorden en details/stilistische kenmerken), maar de domeinen kunnen ook afzonderlijk worden beoordeeld, afhankelijk van het doel van het onderzoek. Om het instrument in de praktijk te kunnen gebruiken is het noodzakelijk om hiervoor een training te volgen.
RRASOR Risicotaxatie In 1997 ontwikkelde Hanson in Canada de Rapid Risk Assessment for Sexual Offence Recidivism (RRASOR; Hanson, 1997). Uit de verzameling factoren die recidive voorspellen uit zijn meta-analyse (Hanson & Bussière, 1996) selecteerde hij met stapsgewijze regressie de volgende vier items die seksuele recidive het beste voorspellen: • eerdere seksuele delicten, • leeftijd van de pleger, • geslacht van het slachtoffer, • de relatie tot het slachtoffer. Het instrument kent geen indeling in categorieën, maar gebruikt alleen de eindscore, die van 0 tot 6 loopt.