De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is. Voor vragen en/of opmerkingen over de instrumentendatabank kun je contact opnemen met instrumentendatabank@efp.nl
Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.
Naam | Categorie | Omschrijving | |
---|---|---|---|
AUDIT | Screening | De Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT; Babor et al., 2001) is ontworpen door de World Health Organization (WHO) om personen met riskante en schadelijke patronen van alcoholgebruik te identificeren. De AUDIT is in het Nederlands vertaald en als module Q4 binnen de MATE opgenomen (Schippers en Broekman, 2010). Engelse versie is beschikbaar via: https://auditscreen.org/check-your-drinking/ | |
BPRS | Beoordelingsschalen en Screening | De Brief Psychiatric Rating Scale (BPRS; Overall & Gorham, 1962) De BPRS is een instrument dat bestaat uit 24 vragen/items die door een zorgprofessional beantwoord kunnen worden door middel van observatie en interview-vragen (semigestructureerd interview). De vragenlijst meet de aanwezigheid en de ernst van een groot aantal psychiatrische symptomen en gedragingen bij volwassenen, met name voor schizofrenie. De antwoorden op de vragen worden afgeleid uit (a) een semigestructureerd interview en (b) op grond van observatie van gedrag en spraak van de cliënt. Het instrument blijkt heel bruikbaar als kort screeningsinstrument door de beknoptheid, de goede betrouwbaarheid en de mogelijkheid om verandering bij een patiënt/cliënt te meten. 24 items/onderwerpen: 1 Somatic concern 2 Anxiety 3 Depression 4 Suicidality 5 Guilt 6 Hostility 7 Elated Mood 8 Grandiosity 9 Suspiciousness 10 Hallucinations 11 Unusual thought content 12 Bizarre behaviour 13 Self-neglect 14 Disorientation 15 Conceptual disorganisation 16 Blunted affect 17 Emotional withdrawal 18 Motor retardation 19 Tension 20 Uncooperativeness 21 Excitement 22 Distractibility 23 Motor hyperactivity 24 Mannerisms and posturing | |
CAGE | Screening | De CAGE vragenlijst (Ewing, 1984) bestaat uit vier vragen en is bedoeld om te screenen op problemen met alcoholgebruik en potentieel alcoholisme. De vragen hebben betrekking op: het verminderen van het alcoholgebruik (cut down), of er irritatie is bij de cliënt over kritiek van anderen met betrekking tot het alcoholgebruik (annoyed), of de cliënt zich ooit schuldig voelt over zijn alcoholgebruik (guilty) en of alcohol wordt gedronken direct na het wakker worden om een kater te verminderen of om zenuwen in bedwang te houden (eye-opener). Wanneer twee of meer vragen met ‘ja’ worden beantwoord, is er een indicatie voor mogelijk alcoholmisbruik of alcoholisme en dient dit verder onderzocht te worden. CAGE items 1. Heeft u ooit het idee gehad dat u minder zou moeten drinken? 2. Hebben mensen u geërgerd door uw alcoholgebruik te bekritiseren? 3. Heeft u zich ooit slecht of schuldig gevoeld over uw alcoholgebruik? 4. Heeft u ooit ’s ochtends meteen alcohol gedronken om uw zenuwen te kalmeren of een kater kwijt te raken? Drempelwaarden: Bij een score van 2 of meer keer ‘Ja’ een kortdurende interventie geven. | |
CAGE-AID | Screening | De CAGE-Questions Adapted to Include Drugs (CAGE-AID; Brown & Rounds, 1995) vragenlijst is ontwikkeld om de items uit de CAGE uit te breiden van alleen alcohol naar alcohol en drugs. Voordeel is dat er kan worden gescreend op het samengaan van alcohol en drugsgebruik. De CAGE AID is een korte vragenlijst en bestaat uit vier items. CAGE-AID items 1. Have you ever felt you ought to cut down on your drinking or drug use? 2. Have people annoyed you by criticizing your drinking or drug use? 3. Have you ever felt bad or guilty about your drinking or drug use? 4. Have you ever had a drink or used drugs first thing in the morning to steady your nerves or to get rid of a hangover? Score De antwoorden op de items worden gescoord als 0 voor ‘nee’ en 1 voor ‘ja’, waarbij een hogere score duidt op druggerelateerde problemen. Afkappunt van 2 of meer positieve antwoorden wordt beschouwd als klinisch significant. | |
DAST | Zelfrapportage en Screening | De Drug Abuse Screening Test (DAST; Skinner, 1982; Van den Brink, 1999) is een goed gevalideerd kort screeningsinstrument dat ontwikkeld is in Canada en gebaseerd is op de Michigan Alcoholism Screening Test (MAST; Selzer, 1971). Het instrument is ontwikkeld om personen te screenen op problematisch drugsgebruik in de laatste twaalf maanden. De test bestaat uit 28 items die te beantwoorden zijn met ‘ja’ of ‘nee’. De DAST heeft twee verkorte versies, de DAST-10 en de DAST-20. Deze testen bevatten 10 en 20 items die het drugsgebruik in de afgelopen twaalf maanden meten. | |
DIS-Q | Screening | De Dissociation Questionnaire (DIS-Q; Vanderlinden, Van Dyck, Vandereycken, Vertommen, & Verkes, 1993) is een zelfinvulvragenlijst. Er wordt gevraagd in welke mate de 63 verschillende uitspraken van toepassing zijn. De antwoorden worden gescoord op een Likertschaal variërend van 1 (‘helemaal niet’) tot 5 (‘heel erg’). De DIS-Q-score is het quotiënt van de totaalscore (variërend van 63 tot 315) en het aantal vragen (63), en kan dan ook variëren van 1 tot 5. Wanneer de DIS-Q-score hoger of gelijk is aan het afkappunt van 2,5 kan geconcludeerd worden dat de kans op dissociatieve symptomatologie verhoogd is. Naast de 63 items informeert de DIS-Q ook naar leeftijd, geslacht, demografische status en opleiding. Tevens wordt gevraagd naar ‘zwaar belastende, levensbedreigende of traumatische gebeurtenissen in het persoonlijke leven’, die eventueel gespecificeerd kunnen worden aan de hand van verschillende keuzemogelijkheden: ernstig lichamelijk letsel, oorlogssituatie, seksuele mishandeling, emotionele mishandeling, incest, anderszins. De vragenlijst bestaat uit vier subschalen: (1) identiteitsverwarring en identiteitsfragmentering; (2) controleverlies over gedragingen, gedachten en gevoelens; (3) amnesie en (4) verhoogde concentratie. | |
DUDIT | Screening | De Drug Use Disorders Identification Test (DUDIT; Berman et al., 2003; Nederlandse vertaling; Kraanen, 2008) is parallel aan de AUDIT ontwikkeld en is bedoeld voor de identificatie van individuen met druggerelateerde problemen. De DUDIT wordt gebruikt in de eerste stap van de assessment van druggerelateerde problemen. Het doel van deze stap is het screenen van individuen met problematisch druggebruik of drugafhankelijkheid en degenen uitvlakken die deze problemen niet hebben. De DUDIT bestaat uit elf items. Het doel van de items is het identificeren van gebruikspatronen en diverse druggerelateerde problemen. | |
K-SNAP | Screening | De Kaufman Neuropsychologische Screening (K-SNAP; Kaufman & Kaufman, 1994; Nederlandse versie: Dekker, Mulder, & Dekker, 2005) is een korte eerste screening van het cognitief functioneren en opvallende afwijkingen hierin door hersenletsel, een psychose, dementie et cetera. De K-SNAP is bedoeld om binnen korte tijd een indruk te verkrijgen of uitgebreid neuropsychologisch onderzoek (NPO) nodig is. Het is geen vervanging van NPO. De doelgroep van de test is jeugdigen en volwassenen van 14-85 jaar met een licht verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid (IQ bereik van 65-90). Deze test is bedoeld voor screening van probleemoplossend vermogen. De test is ontwikkeld op grond van neuropsychologische en cognitief psychologische theorie en onderzoeksresultaten op deze gebieden. Er is een theoretische achtergrond, in de zin dat er een relatie wordt gelegd met het model van Luria, betreffende de drie functionele systemen of “blokken”. Met deze vier subtests wordt het functioneren op drie niveaus van cognitieve complexiteit in kaart gebracht. De Nederlandstalige K-SNAP bevat vier subtests: mentale status, figuur herkennen, cijfers nazeggen en code-woorden. Met deze vier subtests wordt het functioneren op drie niveaus van cognitieve complexiteit in kaart gebracht. - Niveau I: de subtest mentale status meet aandacht en oriëntatie. - Niveau II: de subtests cijfers nazeggen en figuur herkennen. Cijfers nazeggen wordt in de handleiding in verband gebracht met geheugen, auditieve informatie en sequentiële informatieverwerking. Voor figuur herkennen wordt de relatie gelegd met waarnemen, visuele informatie en simultane informatieverwerking. - Niveau III: met de subtest code-woorden meet men planning: men moet een plan van aanpak opstellen, uitvoeren en controleren of het resultaat goed is. De subtest bestaat uit 25 items waarbij de cliënt uit aangeboden aanwijzingen het ‘geheime' codewoord afleidt. | |
KBIT | Screening en Intelligentie | De Kaufman Brief Intelligence Test (KBIT; Kaufman & Kaufman, 1990) is bestemd voor personen tussen de 4 en 90 jaar. Het is een screeningsinstrument voor intelligentie en bestaat uit twee subtesten: ‘vocabulary’ (82 items) en ‘matrices’ (37 items). De eerste test is een verbale test waarbij men objecten moet benoemen en woorden moet vinden na aanbieding van een cue. De tweede test is een non-verbale test waarbij patronen gecompleteerd moeten worden. In 2004 is de tweede versie van de KBIT gepubliceerd, de KBIT-2. In 2022 is de KBIT-2 gereviseerd, de KBIT-2 revised. Kijk voor de beschikbaarheid van de gereviseerde versie van de KBIT-2 op https://www.pearsonassessments.com/store/usassessments/en/Store/Professional-Assessments/Cognition-%26-Neuro/Kaufman-Brief-Intelligence-Test%2C-Second-Edition-Revised-/p/P100013000.html?tab=overview. | |
PCL:SV | Screening | De PCL-Screening versie (PCL:SV; Hart et al., 1995) is een verkorte versie van de PCL-R, die ongeveer de helft van de tijd kost in vergelijking met de PCL-R. De PCL-SV lijkt veel op de PCL-R en is een effectieve screener voor psychopatische kenmerken. | |
QuickScan | Screening | De QuickScan (De Ruiter & De Jong, 2007) is een instrument van de drie reclasseringsorganisaties waarmee in korte tijd het recidiverisico, de mate van ontvankelijkheid voor gedragsverandering en een (eventueel) zinvol vervolg kan worden bepaald. Het instrument kan al tijdens de vroeghulp worden ingezet. Wanneer er voldoende tijd en informatie beschikbaar is, wordt het instrument gebruikt om snel een beeld te geven van de problematiek. Op basis hiervan kan de reclassering een voorlopige indicatie geven van onder andere het recidiverisico aan de betrokken partijen (OM/ZM). De QuickScan bevat indicatoren waarvan de samenhang met recidive is aangetoond. Er moet nog onderzocht worden in hoeverre de QuickScan de recidivekans goed kan voorspellen. | |
SCIL | Screening | De SCreener voor Intelligentie en Licht verstandelijke beperking (SCIL; Kaal, Nijman & Moonen, 2015) is geschikt om snel te screenen op een mogelijke verstandelijke beperking. Het is een korte screeningslijst die in negen van de tien gevallen een verstandelijke beperking correct voorspelt. In september 2015 is de SCIL 14-17 over jongeren verschenen. Deze is beschikbaar naast de eerder verschenen SCIL 18+ voor volwassenen. Er is een nieuwe handleiding waarin alle informatie over beide versies is samengevoegd. Een verstandelijke beperking is niet altijd direct zichtbaar, maar is wel van grote invloed op het algemeen functioneren. Het gaat bij een verstandelijke beperking om een combinatie van een lager dan gemiddeld IQ (tussen de 50 en 85) en beperkingen in het gedrag die leiden tot problemen in het maatschappelijk functioneren. | |
SCL-90 | Zelfrapportage en Screening | De Symptom Checklist-90 (SCL-90; Derogatis, 1977, Nederlandse vertaling; Arrindel & Ettema, 1975) is een zelfbeoordelingsschaal die lichamelijke en psychische klachten meet ten behoeve van de screening van psychopathologie. De vragenlijst bestaat uit negentig omschrijvingen van klachten, waarbij de onderzochte moet aangeven in welke mate hij/zij daar de afgelopen week last van heeft gehad. Er zijn acht schalen: agorafobie, angst, depressie, somatische klachten, insufficiëntie van denken en handelen, wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, hostiliteit en slaapproblemen. Een totaalscore op de SCL-90 duidt het algehele niveau van psychisch/lichamelijk disfunctioneren aan (psychoneurotisme). De SCL-90 kan gebruikt worden in diagnostiek, in onderzoek naar effecten van therapie en in bevolkingsonderzoek. Voor de normeringschalen is gekozen voor een zevenpuntsindeling lopend van ‘zeer laag’ tot ‘zeer hoog’. Er zijn normen voor poliklinische psychiatrische patiënten, algemene bevolking, chronische pijnpatiënten, klinische verslaafden, en eerstelijnsclienten van psychologen- en huisartsenpraktijken. | |
SSPI | Screening | De Screening Scale for Pedophilic Interests (SSPI; Seto & Lalumière, 2001) is een met de RRASOR vergelijkbaar instrument, dat aan de hand van vier slachtofferkenmerken probeert aan te geven of er sprake is van een afwijkende seksuele interesse in kinderen. Het instrument bestaat uit vier vragen die makkelijk te scoren zijn (ja/nee antwoorden). Doelgroep: Forensisch, niet-forensisch, Seksueel geweld (Pedoseksuelen). Methode: Actuarieel | |
SumID-Q | Screening | Met de Substance use and misuse in Intellectual Disability Questionnaire (SumID-Q; Van der Nagel et al., 2011) kan systematisch het gesprek over middelengebruik worden aangegaan bij mensen met een verstandelijke beperking. Het instrument is geschikt om af te nemen op indicatie, maar is ook bedoeld voor het systematisch screenen van alle cliënten die in zorg zijn. De SumID-Q bestaat uit een interview dat onder andere in kaart brengt welke psychoactieve stoffen de cliënt kent, wat er in zijn omgeving wordt gebruik, wat hij zelf eventueel gebruikt en hoe groot de motivatie tot veranderen is. De SumID-Q kan worden afgenomen door begeleiders en gedragsdeskundigen. De SumID-Q kan ook worden ingezet ten behoeve van monitoring van middelengebruik onder LVB. Op cliëntniveau kan bij herhaald afnemen van de SumID-Q het gebruik van middelen gevolgd worden. Deelnemers aan de SumID-Q trainingen is daarom geadviseerd elke twee jaar een meting uit te voeren. Instellingen die de SumID-Q structureel invoeren en data op geaggregeerd niveau verzamelen kunnen in de eigen instelling trends signaleren. Met de implementatie van de SumID-Q in meerdere instellingen is een basis gelegd om landelijk trends in middelengebruik bij cliënten met LVB te monitoren (ZonMw). De SumID-Q is ontworpen om bij volwassenen met een Lichte Verstandelijke Beperking afgenomen te worden, maar blijkt ook voor jongeren of mensen met een iets lager of hoger niveau geschikt. Zie ook: https://www.tactus.nl/storage/98b2a5c21c9b587e417b3bd360e96308aec2a41b/files/Flyer_SumID-Q.pdf | |
VKP | Screening | De Vragenlijst voor Kenmerken van de Persoonlijheid (VKP; Duijsens et al., 1995) wordt gebruikt voor het screenen van persoonlijkheidsstoornissen volgens de classificatiesystemen DSM IV/ICD 10. De VKP bestaat uit 197 vragen, te beantwoorden met “waar”, “?” of “onwaar”. De uitspraken hebben betrekking op de laatste vijf jaar. De VKP meet twaalf persoonlijkheidsstoornissen volgens het DSM-IV classificatiesysteem en negen stoornissen volgens de ICD-10. Daarnaast is nog een experimentele stoornis, de depressieve persoonlijkheidsstoornis opgenomen. Aan de hand van de vragen wordt nagegaan of men voldoet aan de algemene criteria voor een persoonlijkheidsstoornis. Doelgroep: volwassenen vanaf 18 jaar met voldoende kennis van de Nederlandse taal. De VKP is gebaseerd op de International Personality Disorder Examination (IPDE), ontwikkeld onder auspiciën van de World Health Organization (WHO).Momenteel is er ook al een DSM-5 opvolger van de VKP beschikbaar (zie VKP-5 in deze databank). | |
VKP-5 | Screening | De Vragenlijst voor Kenmerken van de Persoonlijkheid-5 (VKP-5; Duijsens, Eurelings-Bontekoe & Diekstra, 2017; zie https://www.datec.nl/vkp/) wordt gebruikt om te screenen op persoonlijkheidsstoornissen volgens de classificatiesystemen DSM-5. De VKP-5 is de opvolger van de VKP en begin 2017 beschikbaar gekomen. De VKP was gebaseerd op de DSM-IV en ICD-10. De VKP-5 bestaat uit 101 vragen, te beantwoorden met “waar”, “?” of “onwaar”. De uitspraken hebben betrekking op de laatste vijf jaar. De VKP-5 meet tien persoonlijkheidsstoornissen volgens het DSM-5 classificatiesysteem, waarbij elke stoornis op drie niveaus wordt gemeten (categoriale diagnose, categoriale score en de dimensionele score). De VKP-5 is afgeleid van de International Personality Disorder Examination (IPDE), ontwikkeld onder auspiciën van de World Health Organization (WHO). Er is een vertaalslag gemaakt naar de DSM-5 waarbij de namen van enkele persoonlijkheidsstoornissen zijn aangepast, en een aantal stoornissen zijn vervallen. De criteria zijn hetzelfde gebleven als bij de DSM-IV versie. Door de korte afnameduur is de VKP-5 een uitermate geschikt screeningsinstrument voor de selectie van cliënten die voor het meer tijdrovende (en dus kostbaarder) IPDE-interview in aanmerking komen. Om de overeenstemming tussen VKP-5 en IPDE zo groot mogelijk te houden, is waar mogelijk eenzelfde formulering van de vragen gehanteerd; ook wordt eenzelfde instructie gebruikt. Er zijn geen gegevens bekend over gebruik of validering van de VKP in de forensische populatie. |