Instrumentendatabank

De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is. Voor vragen en/of opmerkingen over de instrumentendatabank kun je contact opnemen met instrumentendatabank@efp.nl

COTAN-beoordelingen

Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.

Naam Categorie Omschrijving
PDQ-4+ Zelfrapportage De Personality Diagnostic Questionnaire-4+ (PDQ-4+, Nederlandse versie; Akkerhuis, Kupka, Groenestijn & Nolen, 1996) kent twee versies: een die de persoonlijkheidsstoornissen conform de DSM-IV meet (PDQ-R), en een die ook de experimentele persoonlijkheidsstoornissen in kaart brengt (PDQ-4+). De PDQ-4+ bestaat uit 99 items, waarbij de patiënt wordt gevraagd of een stelling op hem/haar van toepassing is (juist/onjuist).
PPI Zelfrapportage Lilienfeld en Andrews kwamen in 1996 met de Psychopathic Personality Inventory (PPI, Nederlandse vertaling; Jelicic, Merckelbach, Timmermans & Candel, 2004). Dit instrument wordt ook wel de Personality Styles Inventory (PSI) genoemd (klinkt neutraler, dan geeft de titel voor respondenten niet aan waarover de lijst specifiek gaat). De PPI meet kernsymptomen van psychopatie. De PPI telt 187 items, die zijn verdeeld over acht subschalen en drie afzonderlijke validiteitsschalen. De subschalen zijn de volgende; Machiavelliaanse Egocentriciteit, Sociale Potentie, Onbevreesdheid, Ongevoeligheid, Impusief/Non-conformisme, Extrenalisatie van Schuld, Onbezorgdheid en Gebrek aan Doelgerichtheid, Stress Immuniteit. Naast de 8 subschalen zijn er 3 validiteitsschalen; Afwijkende beantwoording, Onwaarschijnlijke deugden, Variabele responsinconsistentie.
PPI-R Zelfrapportage De vernieuwde versie van de Psychopathic Personality Inventory (PPI) uit 2005, de PPI-R, heeft de kracht van het originele instrument behouden terwijl de psychometrische kwaliteit is verbeterd. Deze versie is nu in het Nederlands vertaald en bewerkt (Uzieblo et al, 2010). Het instrument geeft scores op de volgende drie factoren: Egocentrische impulsiviteit, onbevreesde dominantie en ongevoeligheid. Deze drie factoren zijn weer onderverdeeld in acht schalen. Er zijn tevens vier validiteitsschalen. De Nederlandse bewerking van de PPI-R bestaat uit 154 items die door de cliënt zelf beantwoord worden. Afname is mogelijk bij volwassenen vanaf 18 jaar en kan worden gebruikt in zowel forensische en klinische populaties als bij de algemene bevolking.
RCQ Zelfrapportage De Resilience and Coping Questionnaire (RCQ) (52 items) meet de mate waarin iemand opgewassen is tegen de moeilijkheden en uitdagingen van het leven. Iedereen heeft wel eens met een tegenslag te maken of gaat een bepaalde uitdaging aan. Mensen reageren vaak heel verschillend als zij met problemen of onplezierige gebeurtenissen te maken krijgen. Wat men in een bepaald geval doet, hangt sterk af van de aard van het probleem of de gebeurtenis en de ernst ervan. Toch reageert men over het algemeen wat vaker op de ene dan op de andere manier. Het draagkrachtmodel RCQ bestaat uit drie psychosociaal gerelateerde concepten: resilience, sense of coherence (SOC) en self-efficacy. SOC is een sleutelelement voor het ontwikkelen van een adequate copingstrategie en self-efficacy is ‘the belief in one’s capabilities to organize and execute the sources of action required to manage prospective situations’.
RS-NL Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Resilience Scale-Nederlandse versie (RS-NL; Portzky, 2008 ) bestaat uit 25 items die moeten worden beantwoord op een 4-punts schaal. Dit leidt tot een normscore in decielen. Resilience, ofwel mentale veerkracht kan worden omschreven als je persoonlijkheidstrek die mensen in staat stelt de negatieve effecten van spanning te matigen en te verzachten. Mentale veerkracht is het vermogen dat ten grondslag ligt aan copingvaardigheden en wordt in verband gebracht met zelfvertrouwen, zelfwaardering, vermogen controle uit te oefenen op de omgeving of zich aan te passen aan de omgeving (adaptieve vaardigheden). Doelgroep: vanaf 16 jaar
SCL-90 Zelfrapportage en Screening De Symptom Checklist-90 (SCL-90; Derogatis, 1977, Nederlandse vertaling; Arrindel & Ettema, 1975) is een zelfbeoordelingsschaal die lichamelijke en psychische klachten meet ten behoeve van de screening van psychopathologie. De vragenlijst bestaat uit negentig omschrijvingen van klachten, waarbij de onderzochte moet aangeven in welke mate hij/zij daar de afgelopen week last van heeft gehad. Er zijn acht schalen: agorafobie, angst, depressie, somatische klachten, insufficiëntie van denken en handelen, wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, hostiliteit en slaapproblemen. Een totaalscore op de SCL-90 duidt het algehele niveau van psychisch/lichamelijk disfunctioneren aan (psychoneurotisme). De SCL-90 kan gebruikt worden in diagnostiek, in onderzoek naar effecten van therapie en in bevolkingsonderzoek. Voor de normeringschalen is gekozen voor een zevenpuntsindeling lopend van ‘zeer laag’ tot ‘zeer hoog’. Er zijn normen voor poliklinische psychiatrische patiënten, algemene bevolking, chronische pijnpatiënten, klinische verslaafden, en eerstelijnsclienten van psychologen- en huisartsenpraktijken.
SIG Zelfrapportage De Schaal voor Interpersoonlijk Gedrag (SIG; Arindell, De Groot & Walburg, 1984) lijkt erg op de IOA. Deze test meet met vijftig items de spannings- en vermijdingsaspecten van sociaal gedrag. De volgende vier schalen worden onderscheiden: uiten van negatieve gevoelens, uiten van onzekerheid en eigen ontoereikendheid, zichzelf kenbaar maken, uiten van positieve gevoelens. Daarnaast zijn er twee totaalscores: een op ervaren spanning en een op frequentie van uitvoering van sociale gedragingen. Aan de hand van deze totaalscores kunnen respondenten worden ingedeeld in vier typen: assertieven, angstige uitvoerders, sub-assertieven, onverschilligen.
SMI Zelfrapportage De Schema Modi Inventory (SMI; Young et al., 2007) brengt schemamodi in kaart. De modi zijn onderdeel van het schemamodel van Young en refereren aan verschillende cognitieve, emotionele en gedragstoestandsbeelden waarin een persoon zich bevindt. De SMI bestaat uit 14 modi (Kwetsbare kind, Woedende kind, Razende kind, Impulsieve kind, Ongedisciplineerde kind, Blije kind, Willoze inschikkelijke, Onthechte beschermer, Onthechte zelfsusser, Zelfverheerlijker, Pest- en aanval. Straffende ouder, Veeleisende ouder, Gezonde volwassene) en is opgebouwd uit 118 items.
SRM-AV Zelfrapportage De aangepaste Versie van het Sociomorele Reflectie Meetinstrument (SRM-AV; Hornsveld, Kraaimaat, & Zwets, 2012) is bedoeld voor het meten van morele rijpheid. Het instrument omvat 20 items in de vorm van stellingen, verdeeld over vier subschalen, te weten: Fatsoenlijk gedrag verwachten van anderen (bijvoorbeeld: ‘Hoe belangrijk vind je het dat anderen je met respect behandelen?’), Anderen aanspreken op hun wangedrag (bijvoorbeeld: ‘Stel: je merkt dat een vriend van je in harddrugs dealt. Hoe belangrijk is het dat dealen verboden is?’), Zelf fatsoenlijk gedrag vertonen jegens anderen (bijvoorbeeld: ‘Hoe belangrijk is het dat mensen in het algemeen eerlijk zijn?’) en Helpen van hulpbehoevenden (bijvoorbeeld: ‘Stel: iemand met een handicap durft de straat niet over te steken. Hoe belangrijk is het die persoon met oversteken te helpen?’). Respondenten wordt eerst gevraagd hoe belangrijk zij de stelling vinden die in een item wordt geponeerd, gevolgd door de vraag om de argumenten voor hun mening op te schrijven. Voor de scoring van de antwoorden op de belangrijkheid van een stelling wordt gebruik gemaakt van een vijfpuntsschaal, lopende van 1 = erg onbelangrijk tot 5 = erg belangrijk. De antwoorden op de vraag naar de argumentatie worden gescoord met behulp van een zevenpuntsschaal. De punten op deze schaal zijn omschreven conform de vier fasen en drie overgangsfasen van Gibbs, Basinger en Fuller (1992).
TCI en VTCI Persoonlijkheid en Zelfrapportage De Temperament and Character Inventory (TCI; Nederlandse versie, Temperament en Karakter Vragenlijst; Duijsens, Goekoop, & Spinhoven, 2000) brengt persoonlijkheidsaspecten, temperament en karakter in kaart. Er is ook een kortere versie van de vragenlijst beschikbaar, de Verkorte Temperament en Karakter Vragenlijst (VTCI; Duijsens, Goekoop, & Spinhoven, 2001). Deze vragenlijst meet enkel de hoofdschalen van de TCI. In respectievelijk 240 (TCI) en 105 (VTCI) vragen worden temperaments- en karakterdimensies van de persoonlijkheid in kaart gebracht (hoofdschalen: prikkelzoekend, leedvermijdend, sociaalgericht, volhardend, zelfsturend, coöperatief en zelftranscendent). Doelgroep TCI: Adolescenten en volwassenen van 15 tot 79 jaar met een voldoende leesvaardigheid. Doelgroep VTCI: Adolescenten en volwassenen van 12 tot 79 jaar met een voldoende leesvaardigheid. De vragenlijsten zijn gebaseerd op de "Psychobiologische theorie van persoonlijkheid" van Cloninger. De TCI is beschikbaar via http://www.datec.nl/tci/ en de VTCI via https://www.datec.nl/?s=vtci.
TMS-f Zelfrapportage Met de Therapie Motivatie Schalen (TMS-F; Drieschner & Boomsma, 2008), een zelfrapportagevragenlijst, wordt informatie verkregen over de motivatie van de patiënt en zijn inzet voor de behandeling op basis van zes cognitieve en emotionele factoren. Dat zijn: probleembesef, lijdensdruk, subjectieve justitiële druk, subjectieve prijs van de behandeling, subjectieve geschiktheid van de behandeling en succesverwachting. Veelal wordt verondersteld dat zelfrapportage-instrumenten onbruikbaar zijn voor forensische patiënten omdat veel patiënten zich sociaal wenselijk zouden presenteren. Analyses waarbij de scores daarvoor gecorrigeerd zijn, wijzen uit dat deze opvatting niet houdbaar is.
TriPM Zelfrapportage en Diagnostiek DeTriarchic Psychopathy Measure (TriPM; Nederlandse versie; Soe-Agnie et al., 2011) is de nieuwste maat voor het diagnosticeren van psychopathie. Uniek aan dit instrument is dat het niet vanuit de PCL-R gevormd is. Het instrument bestaat uit 58 items die op een vierpuntschaal gescoord moeten worden. De TriPM meet drie elementen: stoutmoedigheid (19 items), laaghartigheid (19 items) en disinhibitie (20 items). Het is ook mogelijk om vanuit deze dimensies subtypes te definiëren. Dit concept is mogelijk nuttig om succesvolle psychopaten te diagnosticeren.
UCL Zelfrapportage Het doel van de Utrechtse Copinglijst (UCL; Schreurs et al., 1984) is het vaststellen van het karakteristieke copinggedrag bij confrontatie met problemen of aanpassingvereisende gebeurtenissen. Als basis voor de ontwikkeling van een Nederlandstalige copinglijst werd de classificatie van copinggedrag van Westbrook (1979) genomen. Twaalf items van de Westbrooklijst werden gehandhaafd, de rest werd gewijzigd of verwijderd. Daarnaast werden nieuwe items geconstrueerd. De UCL bevat 47 items en 7 subschalen: 1. Actief aanpakken en confrontern ( 7items) 2. Palliatieve reactie (8 items) 3. Vermijden en afwachten (8 items) 4. Sociale steun zoeken (6 items) 5. Passief reactiepatroon (7 items) 6. Expressie van emoties/boosheid (3 items) 7. Geruststellende en troostende gedachten (5 items) Men moet op een vierpuntsschaal (1 ‘zelden of nooit’, 2 ‘soms’, 3 ‘vaak’, 4 ‘zeer vaak’) aangeven hoe vaak men in het algemeen op de beschreven manier reageert op problemen of onplezierige gebeurtenissen. Doelgroep: adolescenten en volwassenen vanaf 14 jaar.
WISPI-IV Zelfrapportage De Wisconsin Personality Disorders Inventory (WISPI-IV; Klein et al., 1993) is een screener die enerzijds gebaseerd is op de DSM-categorieën van as-II en anderzijds ook op het persoonlijkheidsstoornissenmodel ontwikkelt door Benjamin, de Structural Analysis of Social Behavior. De screener heeft 214 items die op een 10-puntsschaal dienen te worden gescoord.
ZALC Zelfrapportage De Zinnenaanvullijst Curium (ZALC; Westenberg et al., 2000) wordt gebruikt voor het meten van de psycho-sociale of sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren.Op basis van 32 'itemscores' wordt één 'totaalscore' berekend, die indicatief is voor het ego-ontwikkelingsstadium van het kind of de jongere. De ZALC maakt onderscheid tussen vijf ego-stadia: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch, zelfbewust en verantwoordelijk. Op basis van een vergelijking met leeftijdsgegevens kan een indruk worden verkregen van de ontwikkeling ten opzichte van leeftijdsgenoten De ZALC is bedoeld voor kinderen en jongeren van 8 tot en met 25 jaar. Er zijn zes verschillende versies van de ZALC: een versie voor 8-12-jarigen, 13-18-jarigen, en 19-25-jarigen. Voor elke leeftijdsgroep is er een aparte versie voor meisjes/vrouwen en jongens/mannen (Pearson uitgeverij, 2011). Het is een Nederlandstalige bewerking van de Jane Loevingers, Washington University Sentence Completion Test of Ego Development (WUSCT). Zie ook: http://www.pearsonclinical.nl/zalc-complete-set-1?sqr=ZALC&
ZAV Beoordelingsschalen en Zelfrapportage De Zelf-Analyse Vragenlijst (Van der Ploeg, Defares & Spielberger, 1982) is een bewerking van de Spielberger State-Trait Anger Scale. De lijst wordt geacht boosheid en woede te meten en wel als toestand en als dispositie. De vragenlijst bestaat uit twee maal tien items die gescoord moeten worden op een vierpuntsschaal. Het is een handzaam instrument dat aangeeft in hoeverre boosheid en woede situationeel bepaald zijn of verband houden met een persoonlijkheidskenmerk.