De instrumentendatabank biedt een overzicht van ruim 200 instrumenten die gebruikt worden binnen de forensische psychiatrie. In de instrumentendatabank wordt ieder instrument kort beschreven en informatie gegeven over het type instrument, de validiteit en betrouwbaarheid, de afnameduur, de belangrijkste literatuurbronnen en waar het instrument te verkrijgen/ downloaden is. Voor vragen en/of opmerkingen over de instrumentendatabank kun je contact opnemen met instrumentendatabank@efp.nl
Indien voorhanden, is bij instrumenten de link naar de COTAN-beoordeling opgenomen. Om de COTAN-beoordeling van een instrument te kunnen inzien, dien je in te loggen als COTAN-abonnee. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om individuele beoordelingen aan te schaffen zonder abonnement. Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot COTAN-informatie aan studenten en medewerkers. Zie voor meer informatie over de COTAN: https://psynip.nl/cotan/.
Naam | Categorie | Omschrijving | |
---|---|---|---|
DASS-21 | Beoordelingsschalen en Zelfrapportage | De Depressie Angst Stress Schaal (DASS; Lovibond & Lovibond, 1995; NL vertaling De Beurs, Van Dyck, Marquenie, Lange, & Blonk, 2001) is een vragenlijst voor het weergeven van negatieve emoties met als doel drie symptoomgroepen te onderscheiden, namelijk: angst, depressie en stress. Op basis van de oorspronkelijk schaal van 42 items, de DASS-42, is een verkorte versie samengesteld, de DASS-21-R. De lijst bestaat uit 21 vragen waarbij steeds een keuze gemaakt wordt uit vier antwoordmogelijkheden van “Helemaal niet of nooit van toepassing” (=0) tot “Zeer zeker of meestal van toepassing”(=3). De scores voor het totaal en voor de subschalen worden berekend door de somscores te bepalen van de samenstellende items. Door vergelijking met de normgroep wordt de score omgezet in een zevenpuntschaal (zeer laag, gemiddeld en zeer hoog). Naast de totaalscore worden drie subschalen onderscheiden: depressie (DEP), angst (ANG) en stress (STR). | |
DAST | Zelfrapportage en Screening | De Drug Abuse Screening Test (DAST; Skinner, 1982; Van den Brink, 1999) is een goed gevalideerd kort screeningsinstrument dat ontwikkeld is in Canada en gebaseerd is op de Michigan Alcoholism Screening Test (MAST; Selzer, 1971). Het instrument is ontwikkeld om personen te screenen op problematisch drugsgebruik in de laatste twaalf maanden. De test bestaat uit 28 items die te beantwoorden zijn met ‘ja’ of ‘nee’. De DAST heeft twee verkorte versies, de DAST-10 en de DAST-20. Deze testen bevatten 10 en 20 items die het drugsgebruik in de afgelopen twaalf maanden meten. | |
DRAMS | Zelfrapportage | De Dynamic Risk Assessment and Management System (DRAMS; Lindsay et al., 2004) is een zelfrapportagelijst, die oorspronkelijk is opgezet voor therapie-evaluatie. Het bestaat uit tien domeinen en geeft een inventarisatie van het gedrag en de gevoelens van de cliënt. De antwoordcategorieën zijn gevisualiseerd. Doelgroep: specifiek ontwikkeld voor LVB, klinisch. | |
EMBU | Zelfrapportage | De Egna Minnen Beträffende Uppfostran (EMBU; Nederlandse versie; Arindell, Emmelkamp, Brilman, & Monsma, 1983) is een vragenlijst die bij jongeren vanaf 16 jaar en volwassenen herinneringen aan de opvoeding in kaart brengt. Het instrument meet voor elk van beide ouders de opvoedingsstijlen. De EMBU wordt met name gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. De EMBU bestaat uit 81 items. Er zijn 64 items die gaan over de relatie en ervaringen met de ouders in de kindertijd. De respondent moet de items apart beantwoorden voor de vader en de moeder. De items hebben de volgende vier antwoordcategorieën: 'nee, nooit', 'ja, maar zelden', 'ja, vaak' en 'ja, meestal'. De items worden onderverdeeld in vier subschalen: 1. Verwerping (25 items); 2. Emotionele warmte (18 items); 3. Overbescherming (16 items); 4. Verwenning (5 items). Naast bovenstaande items bevat de vragenlijst 21 biografische vragen en 2 vragen om een indruk te krijgen van de mate waarin de ouders van de respondenten streng en consequent waren in hun opvoedingsgedrag. De verkorte versie van de EMBU (s-EMBU) bestaat uit 23 items voor elk van beide ouders, verdeeld over drie subschalen: verwerping, emotionele warmte en overbescherming. Daarnaast bestaan er nog andere versies, waaronder zelfrapportage van kinderen (EMBU-C) en adolescenten (EMBU-A) en ouderrapportage (EMBU-P). | |
EPQ | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Eysenck Personality Questionnaire (EPQ; Eysenck & Eysenck,1991; Nederlandstalige versie; Sanderman, Arrindell, Ranchor, Eysenck, & Eysenck, 2012) is een instrument om verschillende dimensies van persoonlijkheid, de stabiele kenmerken van een persoon, te meten. Er zijn twee versies: de lange versie (EPQ) en de verkorte gereviseerde versie (EPQ-RSS). In beide instrumenten zijn dezelfde vier schalen opgenomen, te weten: psychoticisme, extraversie, neuroticisme en sociale wenselijkheid. Voor beide versies gelden dezelfde beschrijvingen van de schalen. | |
Euroqol-5D | Zelfrapportage | De EuroQol-5D (EQ-5D; EuroQol, 1990) betreft een gestandaardiseerd meetinstrument dat vijf gezondheidsniveaus meet: mobiliteit, zelfzorg, dagelijkse activiteiten, pijn/ongemak en angst/depressie. De vragenlijst bestaat uit veertien items: aspecten van gezondheidstoestand (vijf items, drie antwoordcategorieën), ervaren gezondheid (één item, ‘thermometer’ met 0-100 schaal) en demografische kenmerken (acht items). Met behulp van de scores kan een gewogen gezondheidsindex worden afgeleid voor individuen of populaties. De EQ-5D is complementair aan andere meetinstrumenten omtrent kwaliteit van leven, zoals de SF-36. Verder bestaat de EQ-5D uit verschillende versies, namelijk de EQ-5D-3L (drie antwoordmogelijkheden), de EQ-5D-5L (vijf antwoordmogelijkheden) en de EQ-5D-Y (de kinderversie). Naast de EuroQol-5D bestaat er ook een uitgebreidere versie, namelijk de EuroQol-6D (EQ-6D). In de EuroQol-6D is een extra item, cognitie, opgenomen. | |
HSCL | Beoordelingsschalen en Zelfrapportage | De Hopkins Symptom Checklist (HSCL; Parloff, Kelman, & Frank, 1954) is een alom bekend en veelvuldig gebruikt instrument dat symptomen van angststoornissen (tien items) en depressie (vijftien items) meet. De schaal bevat vier antwoordmogelijkheden voor elke vraag gaande van ‘not at all’ tot ‘extremely’. Er worden drie scores berekend: de totale score en daarnaast ook afzonderlijke scores voor angststoornissen en voor depressie. Dit instrument wordt als gebruiksvriendelijk beschouwd en werd reeds talloze malen toegepast bij het meten van de traumatisatie bij vluchtelingen. Dit maakt het instrument ook mogelijk interessant voor de gevoelige en moeilijk toegankelijke forensische populatie met comorbide stoornissen, alhoewel in de literatuur geen melding wordt gedaan van het gebruik van de HSCL in gevangenissen. De HSCL is vertaald in het Bosnisch, Cambodjaans, Kroatisch, Japans, Laotiaans en Vietnamees door het Harvard Programma in Refugee Trauma. Daarnaast is het instrument ook in verschillende andere talen vertaald, zoals in het Zweeds, Arabisch, Russisch en Indonesisch. | |
HTQ | Beoordelingsschalen en Zelfrapportage | De Harvard Trauma Questionnaire (HTQ; Mollica, et al., 1996) is een zelfrapportagelijst en meet traumaklachten aan de hand van de DSM-IV-TR en andere traumaklachten. Het eerste deel van de vragenlijst bestaat uit een lijst met 24 traumatische gebeurtenissen, waarbij de deelnemer kan aangeven welke gebeurtenissen hij of zij heeft ervaren, gezien of gehoord. Het tweede deel van de HTQ meet de ernst van de PTSS-klachten zoals beschreven is in de DSM-IV-TR. Dit deel bestaat uit 16 vragen, waarbij de deelnemer antwoord kan geven op een 4-puntsschaal, waarbij 1= helemaal geen last, 2= een beetje last, 3= nogal veel last en 4= zeer veel last. Het derde deel meet andere traumasymptomen. Een cut-off score van 2,45 wordt gebruikt om een indicatie te geven voor PTSS. De Nederlandse Harvard Trauma Questionnaire is ontwikkeld door J. Mook en deze vragenlijst is bewerkt voor gebruik binnen Stichting Centrum ’45 door W.Chr. Kleijn. | |
ICL-R | Zelfrapportage | De Interpersonal Checklist-Revised (ICL-R; Nederlandse versie: van den Brink & De Jong, 1991; vernieuwde Nederlandse versie: De Jong, Van den Brink, & Jansma, 2000) is een vragenlijst die de interpersoonlijke kwaliteit naloopt die een patiënt met zijn omgeving denkt te ervaren. Dit gebeurt aan de hand van keuzes omtrent zelfbeschrijvingen. De ICL-R bevat 160 items die tien gedragsstijlen bevragen: 1. PA: leidend, beïnvloedend; 2. BC: competitief, onafhankelijk; 3. DE: aanvallend, agressief; 4. FG: kritisch, wantrouwend; 5. nFnG: gereserveerd, zwijgzaam; 6. HI: teruggetrokken, verlegen; 7. JK: afhankelijk, volgend; 8. LM: coöperatief, aanleunend; 9. NO: verantwoordelijkheid, helpend; 10. nNnO: gezellig, extravert. In de Roos van Leary worden de scores op de tien gedragsstijlen geplot op twee assen: affiliatie en dominantie. Verder wordt ook de totale score van affiliatie en dominantie berekend. | |
IOA | Zelfrapportage | De Inventarisatielijst Omgaan met Anderen (IOA; Van Dam-Baggen & Kraaimaat, 2000) is een instrument waarbij patiënten voor 35 interpersoonlijke situaties moeten aangeven hoeveel spanning ze in die situaties ervaren (spanningsschaal) en hoe vaak ze het gedrag daadwerkelijk tot uitvoer zouden brengen, mocht de situatie zich voordoen (frequentieschaal). De vijf subschalen zijn: kritiek geven, aandacht vragen voor de eigen mening, waardering voor een ander uitspreken, initiatief nemen tot contact en jezelf waarderen. | |
LEC-5 | Zelfrapportage | De originele Life Events Checklist (LEC voor DSM-4; Blake et al., 1995) is een korte vragenlijst, bestaande uit zeventien items, die ontworpen is om traumatische gebeurtenissen te achterhalen. De respondent beoordeelt voor elk item of (a) de gebeurtenis persoonlijk gebeurd is, (b) hij/zij getuige was van de gebeurtenis, (c) hij/zij kennis heeft genomen van de gebeurtenis, (d) hij/zij niet zeker weet of de gebeurtenis op hem/haar van toepassing is of (e) de gebeurtenis niet van toepassing is. De nieuwste versie is de Life Events Checklist voor DSM-5 (LEC-5; Weathers et al., 2013; Nederlandse vertaling: Boeschoten, Bakker, Jongedijk, & Olff, 2014). Het verschil tussen de originele LEC en de LEC-5 is minimaal. Item vijftien is veranderd van ‘plotseling onverwacht overlijden van iemand uit uw omgeving’ naar ‘plotseling overlijden door ongeval’. Daarnaast is de antwoordcategorie ‘deel van mijn werk’ toegevoegd. | |
MANSA | Zelfrapportage | De MANchester Short Assessment of quality of life (MANSA; Priebe, Huxley, Knight, & Evans, 1999; Nederlandse vertaling: Van Nieuwenhuizen, Janssen-de Ruijter, & Nugter, 2017) is een zelfrapportage-instrument om de kwaliteit van leven te bevragen bij individuen met psychische problematiek. De MANSA is gebaseerd op de Lancashire Quality of Life Profile (LQLP). De MANSA heeft twee versies: de MANSA-VN12 en de MANSA-VN16. Beide versies bestaan uit twaalf subjectieve vragen over onder meer dagbesteding, lichamelijke gezondheid, veiligheid en de financiële situatie. Men heeft de keuze uit zeven antwoordmogelijkheden lopend van ‘1 = kan niet slechter’ tot ‘7 = kan niet beter’. Bij de MANSA-VN16 zijn vier objectieve vragen toegevoegd. Deze vragen worden met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord en hebben betrekking op de afgelopen week (contact met vrienden) of het afgelopen jaar (betrokkenheid misdrijf, slachtoffer van misdrijf). | |
MASA/MIDSA | Beoordelingsschalen en Zelfrapportage | De Multidimensional Assessment of Sex and Aggression (MASA; Knight, Prentky, & Cerce, 1994) behandelt diverse domeinen die empirisch relevant zijn gebleken bij de assessment van seksuele agressie. Het instrument beoogt verkrachters nader te differentiëren volgens een door eerder ontwikkeld model, de Massachusetts Treatment Center Rapist Typology (MTC:R3). Met de MASA is geprobeerd de beoordeling van de MTC:R3- en Child Molester Typology (MTC:CM3)-classificatielijsten meer betrouwbaar en meer valide te maken. De meest recente versie van de MASA (versie 5) bestaat uitsluitend in een gecomputeriseerde vorm (MIDSA; Multidimensional Inventory of Development, Sex, and Aggression) en vervult de functie van een gestandaardiseerd uitvoerig (allesomvattend) zelfrapportage-instrument voor zowel jeugdige als volwassen seksueel misbruikers en voor zowel criminele als niet-criminele steekproeven. De MIDSA bestaat uit 59 schalen (54 voor de jeugdversie). De schalen en de items zijn te vinden in de handleiding: https://midsa.us/pdf/MIDSA_clinical_manual.pdf. | |
MATE | Beoordelingsschalen en Zelfrapportage | De Meting van Addictie voor Triage en Evaluatie (MATE: Schippers, Broekman, & Buchholz, 2011) heeft als doel het op valide en betrouwbare wijze vaststellen van patiëntkenmerken ten behoeve van het stellen van de indicatie voor zorg en behandeling en ten behoeve van de evaluatie van verleende zorg en behandeling. De MATE richt zich op patiënten met een (mogelijk) verslavingsprobleem, maar bevat onderdelen die evenzeer van toepassing zijn bij niet verslaafde personen in de geestelijke gezondheidszorg. Dat geldt met name voor de MATE-ICN: ICF Core set and Need for care, de factoren die daarop van invloed zijn en de zorgbehoefte. De MATE bestaat uit zelfrapportagevragenlijsten en interviews. Het is een samenvoegsel van bestaande instrumenten zoals de CIDI. Als instrument voor de diagnostiek van verslaving kan men onderdelen van de MATE gebruiken om het gebruik van psychoactieve middelen, de geschiedenis van de verslavingbehandeling en de sterkte van het verlangen naar psychoactieve middelen in kaart te brengen, alsook om de diagnoses afhankelijkheid en misbruik volgens de DSM te stellen (zie mateinfo.eu/dutch). Het meetinstrument heeft drie versies: volwassen (MATE), jeugd (MATE-Y) en zelfrapportage (MATE-Q). Per 1 januari 2015 geldt dat voor het meten van de voortgang van de behandeling (ROM) een keuze gemaakt moet worden uit de volgende instrumenten: -HoNOS; -MATE (verslaafden); -DROS (verstandelijk beperkten). De meting geldt voor alle klinische en ambulante patiënten met uitzondering van de patiënten bij wie de DDBC-hoofdgroep persoonlijkheidsstoornissen, seksuele stoornissen of verdiepingsdiagnostiek is geopend. De verplichting geldt voor alle forensische settingen met uitzondering van RIBW, FO en ambulante begeleiding. | |
MMPI | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI; Friedman et al., 2001) is inmiddels wereldwijd de meest gebruikte persoonlijkheidsvragenlijst. De test is oorspronkelijk geconstrueerd met de bedoeling diverse pathologische beelden binnen de grote psychiatrie te onderscheiden. Het betreft een zeer uitgebreide lijst met 574 vragen en zeer uitgebreide analysemogelijkheden. Tegenwoordig wordt de test vooral gebruikt als instrument om persoonlijkheidspathologie in kaart te brengen. Er zijn drie versies beschikbaar. De MMPI-2 kan gebruikt worden voor een grondige screening op de aanwezigheid van psychotische symptomen, suïcidale ideaties, middelenmisbruik en overige psychopathologie. Daarnaast is de MMPI-2-RF een verkorte en vernieuwde screener van de MMPI-2. Verder is de MMPI-A de versie van de MMPI voor adolescenten. | |
MSI | Beoordelingsschalen en Zelfrapportage | De Multiphasic Sex Inventory (MSI, Nichols & Molinder, 1984) is een zelfbeoordelingsvragenlijst die psychoseksuele kenmerken van plegers van seksueel misbruik in kaart brengt voor evaluatie en behandeling. De meest recente versie (MSI II) bestaat uit 21 hoofdschalen, ondergebracht in de volgende vier subtests: • Parafilieën, i.c. seksuele deviantie, over seksueel gedrag met zowel gerechtelijke, culturele als klinische implicaties (zoals pedofilie). • Parafilieën, i.c. atypical sexual outlet, over seksueel gedrag met zowel culturele als klinische, maar zonder gerechtelijke implicaties (zoals fetisjisme). • Overige seksuele subtests en schalen, over seksueel gedrag zonder gerechtelijke gevolgen en klinisch alleen van betekenis als de betrokkene zelf het als een probleem ervaart (zoals een seksuele functiestoornis). • ‘Validity subtest’, zeven schalen om te controleren op leugens en sociale wenselijkheid. | |
NAS | Zelfrapportage | De Novaco Anger Scale (NAS; Novaco, 1994) is vertaald door de Dr. H. van der Hoeven Kliniek (vragenlijst 'Denken, voelen en doen'). De vragenlijst bestaat uit een deel A met 48 items en een deel B met 25 items. In deel A staan uitspraken over wat mensen denken, voelen en doen. Op een driepuntsschaal moet worden aangegeven in hoeverre men vindt dat de uitspraak wel/niet van toepassing is. In deel B staan uitspraken over situaties waarin iemand kwaad kan worden. Op een vierpuntsschaal moet worden aangegeven hoe kwaad men in de betreffende situatie zou worden. | |
NAS-PI | Zelfrapportage | De Novaco Anger Scale-Provocative Inventory (NAS-PI; Novaco, 1994) is een zelfrapportagevragenlijst. De lijst bestaat uit twee delen, deel A (de NAS) en deel B (de PI). Deel A telt 60 vragen, deel B 25. A-vragen bieden de keuze uit 3 antwoordalternatieven: ‘never true’, ‘sometimes true’ en ‘always true’. B-vragen bieden 4 antwoordalternatieven: ‘not at all angry’, ‘a little angry’, fairly angry’ en ‘very angry’. De vragen zijn alle veranderingsgevoelig (geen statische items, alleen dynamische). Novaco (2003, p. 1) omschrijft de vragenlijst als volgt: ‘The Novaco Anger Scale and Provocation Inventory (NAS-PI) is a two-part test designed to assess anger as a problem of psychological functioning and physical health and to assess therapeutic change. De NAS bestaat uit 5 schalen: Cognitive (COG), Arousal (ARO), Behavioral (BEH) en Anger Regulation (REG) alsmede een NAS-totaalscore. De Provocation Inventory telt 25 items (PI-items). ‘PI items focus on the kinds of situations that lead to anger in five content areas –disrespectful treatment, unfairness, frustration, annoying traits of others, and irritations –to produce a single Total PI-score.’ ‘Wherever possible, the tow parts of the questionnaire should be administered together.’ | |
NEO-FFI | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI; Hoekstra et al., 1996) is de verkorte versie van de NEO-PI-R vragenlijst (zie NEO-PI-R) De NEO-FFI bestaat uit 60 items. Doelgroep: volwassenen Voor verder informatie zie ook: http://www.unifr.ch/ztd/HTS/inftest/WEB-Informationssystem/nl/4nl001/46bab1570e2a46d5be7e698d95c6b0c3/hb.htm | |
NEO-PI-R | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De NEO-Personality Inventory-Revised (NEO-PI-R; Hoekstra et al., 1996) vragenlijst is gebaseerd op de ‘Big Five’-persoonlijkheidsdomeinen: Neuroticisme: met aspecten als angst, ergernis, depressie, schaamte, impulsiviteit en kwetsbaarheid. Extraversie: met aspecten als hartelijkheid, sociabiliteit, dominantie, energie, avonturisme en vrolijkheid. Openheid voor: aspecten als fantasie, esthetiek, gevoelens, veranderingen, ideeën en waarden. Altruïsme: met aspecten als vertrouwen, oprechtheid, zorgzaamheid, inschikkelijkheid, bescheidenheid en medeleven. Consciëntieusheid: met aspecten als doelmatigheid, ordelijkheid, betrouwbaarheid, ambitie, zelfdiscipline en bedachtzaamheid. De NEO-PI-R meet tevens dertig facetten van persoonlijkheid: zes per domein. De NEO-vragenlijsten worden gebruikt om uitspraken over de individuele persoonlijkheid te kunnen doen. Dit gebeurt meestal om informatie over persoonlijkheidsaspecten mee te laten wegen bij beslissingen aangaande de persoon, bijvoorbeeld bij behandeling van patiënten, bij selectie voor arbeidsplaatsen of bij de bepaling van geschiktheid voor individuele ontwikkelingsprogramma's. De NEO wordt toegepast bij: selectie loopbaanbegeleiding reïntegratie klinische diagnostiek (counseling, klinische psychologie en psychiatrie) De NEO-PI-R bestaat uit 240 items. Doelgroepen: jongeren (vanaf 15 jaar) en volwassenen De NEO-PI-3 is een herziening van de NEO-PI-R, de uitgave wordt in de eerste helft van 2013 verwacht. | |
NIAS | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Nederlandse Interpersoonlijke Adjectieven Schalen (NIAS; Rouckhout & Schacht, 2008) is een lijst van 163 adjectieven die het volledig spectrum van interpersoonlijk gedrag beschrijven. Door middel van acht empirisch afgeleide schalen, wordt een cirkelvormig profiel getekend van de wijze waarop iemand interageert met zijn collega’s, partner, vrienden, kennissen, onder- en bovengeschikten. | |
NKPV | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Nederlandse Klinische Persoonlijkheidsvragenlijst (NKPV; Barelds & Luteijn, 2015) brengt klinisch relevante persoonlijkheidskenmerken in kaart bij volwassen cliënten in de ggz. De NKPV kan zelfstandig worden gebruikt, of als aanvulling op een meer algemene persoonlijkheidsvragenlijst, zoals de NPV-2-R. Uitgangspunt bij de constructie van de NKPV was het vijffactorenmodel dat vroeger in onderzoek met de MMPI werd gevonden en waarop ook de NVM was gebaseerd. Naast vijf persoonlijkheidsfactoren wordt met de NKPV ook narcisme gemeten. De NKPV biedt daarmee een volwaardig alternatief voor de MMPI en de NVM. Eerste instrument met genormeerde Narcismeschaal De in totaal zes persoonlijkheidskenmerken die u met de NKPV in kaart kunt brengen zijn: Negativisme Somatisering Verlegenheid Ernstige Psychopathologie Extraversie Narcisme De NKPV is het eerste instrument met een kwalitatief goede en genormeerde Narcismeschaal. | |
NPST | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Negativisme, Ernstige Psychopathologie en Somatisering Test (NPST; Luteijn & Barelds, 2003) is ontwikkeld als een paralleltest voor de Nederlandse Verkorte MMPI (NVM), die niet meer verkrijgbaar is. De NPST bestaat uit 54 items verdeeld over drie schalen: ‘Negativisme’, ‘Somatisering’ en ‘Ernstige psychopathologie’. Doelgroep: volwassenen en adolescenten vanaf 16 jaar | |
NPV | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Nederlandse Persoonlijkheids Vragenlijst (NPV; Luteijn et al., 1985; 2000; Barelds et al., 2007) werd in het begin jaren '70 ontwikkeld met het idee om alle relevante persoonlijkheidseigenschappen te meten. Tegenwoordig wordt de NPV in allerlei verschillende praktijkgebieden gebruikt, zoals klinische psychologie, selectie en beroepskeuze. Het instrument bestaat uit 140 items. Met deze vragenlijst worden zeven persoonlijkheidsaspecten gemeten: Inadequatie (IN; 21 items), Sociale inadequatie (SI; 15 items), Rigiditeit (RG; 25 items), Verongelijktheid (VE; 19 items), Zelfgenoegzaamheid (ZE; 16 items), Dominantie (DO; 17 items) en Zelfwaardering (ZW; 19 items). Voor bijna alle items geldt dat ze worden beoordeeld op een driepuntsschaal: juist=2, ?=1, onjuist=0. Uit factoranalytisch onderzoek blijkt dat aan de NPV-schalen drie dimensies ten grondslag te liggen: Neuroticisme (hoog IN, laag ZW), Extraversie (laag SI, hoog DO) en Dogmatisme (hoog RG, VE en ZE; Luteijn et al., 1985). De NPV kent vijf verschillende normtabellen: algemeen (n = 8826), selectie (n = 4254), psychiatrie (n = 2602), eerstelijnspatienten (n = 873) en somatische patienten (n = 1001; zie Luteijn et al., 2000). Er bestaat ook een jeugdversie van de NPV, de NVP-J. | |
NPV-2 | Persoonlijkheid en Zelfrapportage | De Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst-2 (NPV-2; Barelds, Luteijn, Van Dijk & Van Starren, 2007) meet persoonlijkheidsaspecten. De test bestaat uit 140 ‘Juist - ? – Onjuist’ vragen. De meetdimensies van de NPV-2 zijn inadequatie (neuroticisme), sociale inadequatie, rigiditeit, verongelijktheid, zelfgenoegzaamheid, dominantie en zelfwaardering. Doelgroep: vanaf 15 jaar. De NPV-2-R (Barelds, Luteijn, & Van Dijk, 2014) is een gereviseerde versie van de NPV-2. Bij de NPV-2-R worden reeds bekende schalen zoals bijvoorbeeld Inadequatie onderverdeeld in subschalen zoals Depressiviteit en Angst. |