In 1997 ontwikkelde Hanson in Canada de Rapid Risk Assessment for Sexual Offence Recidivism (RRASOR; Hanson, 1997). Uit de verzameling factoren die recidive voorspellen uit zijn meta-analyse (Hanson & Bussière, 1996) selecteerde hij met stapsgewijze regressie de volgende vier items die seksuele recidive het beste voorspellen:
• eerdere seksuele delicten,
• leeftijd van de pleger,
• geslacht van het slachtoffer,
• de relatie tot het slachtoffer.
Het instrument kent geen indeling in categorieën, maar gebruikt alleen de eindscore, die van 0 tot 6 loopt.
Bij seksueel delinquenten heeft de RRASOR een redelijke voorspellende waarde, vergelijkbaar met de HCR-20/HKT-30. Doren (2004) stelt dat 22 studies de validiteit en betrouwbaarheid van het instrument ondersteunen, maar één onderzoek dat toegepast is op incestdaders niet.
Uit onderzoek van Hanson & Morton-Bourgon (2009) bleek de gemiddelde AUC-waarde .66 over 34 studies (Hanson & Morton-Bourgon, 2009). De voorspellende waarde verschilt wel behoorlijk per onderzoekspopulatie en is iets beter voor pedoseksuele plegers dan voor verkrachters (Hanson & Thornton, 2000; Sjöstedt & Långström, 2000; Barbaree et al., 2001; Langton et al., 2007).
Tough (2001) kwam in zijn onderzoek bij 76 verstandelijk beperkte plegers van seksuele delicten tot de conclusie dat het RRASOR (r = .31) het beter deed dan de Static-99. In het onderzoek van Wilcox et al. (2009; n = 27) bleek dan weer dat noch de RRASOR, noch de Static-99 seksuele recidive significant voorspellen. Mogelijk ligt de kleine steekproef aan de basis van deze resultaten.