De 'Meten van Addicties voor Triage en Evaluatie' (MATE: Schippers, Broekman, & Buchholz, 2011) is een instrument voor het vaststellen van cliëntkenmerken binnen de verslavingszorg. Het biedt een gestandaardiseerde methode om zowel beperkingen als compensatiefactoren van cliënten in kaart te brengen, wat essentieel is voor het bepalen van de juiste zorgindicatie en evaluatie van behandelingen. De MATE richt zich op cliënten met een (mogelijk) verslavingsprobleem, maar bevat onderdelen die evenzeer van toepassing zijn bij niet verslaafde personen in de geestelijke gezondheidszorg. Dat geldt met name voor de MATE-ICN: ICF Core set and Need for care, de factoren die daarop van invloed zijn en de zorgbehoefte.
De MATE bestaat uit zelfrapportagevragenlijsten en interviews. Het is een samenvoegsel van bestaande instrumenten zoals de CIDI. Als instrument voor de diagnostiek van verslaving kan men onderdelen van de MATE gebruiken om het gebruik van psychoactieve middelen, de geschiedenis van de verslavingbehandeling en de sterkte van het verlangen naar psychoactieve middelen in kaart te brengen, alsook om de diagnoses afhankelijkheid en misbruik volgens de DSM te stellen (zie mateinfo.eu/dutch). Het meetinstrument heeft drie versies: volwassen (MATE), jeugd (MATE-Y) en zelfrapportage (MATE-Q).
De deelinstrumenten van de MATE zijn psychometrisch solide, wat blijkt uit internationaal gepubliceerd empirisch onderzoek.
De kwaliteit van dit instrument is beoordeeld door de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN). Naar de beoordeling (inloggen bij COTAN Documentatie noodzakelijk): cotandocumentatie.nl/beoordelingen/b/14496/meten-van-addicties-voor-triage-en-evaluatie.