De Forensisch Profielvragenlijsten (FP40; Brand & Van Emmerik, 2001) vormen een Nederlands diagnostisch instrument voor de gehele forensisch psychiatrische populatie. De ontwikkeling van de FP40 is begonnen in 1990, met als doel belangrijke en relevante kenmerken van tbs-gestelden vast te leggen, zowel voor behandeling als onderzoek. De FP40 bestaat uit tien vragenlijsten, waaronder seksualiteit, verslaving, coping en netwerk.
De FP40 is ontstaan door interviews in het forensische veld, interviews met de medewerkers van het voormalige Dr. F.S. Meijers Instituut en op basis van literatuurstudie. Dit alles onder begeleiding van een externe wetenschappelijke begeleidingscommissie. Zowel psychologen, psychiaters, maatschappelijk werkers als sociotherapeuten (of groepsleiders) hebben jarenlang bijgedragen aan de ontwikkeling van de lijsten en aan de aanlevering van gegevensbestanden.
De FP40-lijsten vormen een samenvatting van de diagnostiek om behandeladviezen te geven, behandelvoortgang te meten en risico’s te taxeren. De lijst benadert elke stoornis van een patiënt als een multicausaal verschijnsel. Het instrument geeft van elke patiënt een sterkte- en zwakteprofiel. Hieruit volgt geen totaalscore maar een multidimensionaal profiel. De items zijn onder te verdelen in vier domeinen:
• psychiatrisch beeld en verslaving;
• persoonlijkheid en vaardigheden;
• ontwikkeling en maatschappelijke inbedding;
• situationele en overige invloeden (eventueel tijdens de delictsituatie).
De veelzijdigheid van de domeinen en de bijbehorende items geven een uitgebreid beeld van de zwakke en sterke punten van de desbetreffende patiënt.
De laatste versie van de FP40 dateert van 2006, maar veel onderzoeksgegevens zijn gebaseerd op eerdere versies. De meeste resultaten daarvan staan vermeld in de handleiding FP40, versie 2006.
Uit onderzoek is gebleken dat 23 van de 40 schalen een redelijke tot goede interne consistentie hebben (Brand, 2003). De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid wordt alleen vermeld voor de vijf schalen van de lijst van sociotherapie en varieert van goed tot zeer goed (ICC varieert van .64 tot .86). De predictieve validiteit van de FP40-schalen voor middelzware tot zeer zware delictrecidive is op meerdere manieren bepaald. Voor de totale populatie is de predictieve validiteit redelijk (AUC = .72). Wanneer men de lijsten en scores echter uitsplitst naar verschillende subpopulaties, dan is gebleken dat de predictieve validiteit goed tot zeer goed is (AUC varieert van .80 tot .93) (Blok, De Beurs, Ranitz, & Rinne, 2010).
De kwaliteit van dit instrument is beoordeeld door de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN). Naar de beoordeling (inloggen bij COTAN Documentatie noodzakelijk): cotandocumentatie.nl/beoordelingen/b/13426/forensische-profiel-lijsten.